GEBED IEDERE DAG

Gebed van de twaalf apostelen
Woord van god elke dag

Gebed van de twaalf apostelen

Gedachtenis van de heilige Johannes, apostel en evangelist, "de leerling van wie Jezus hield" en die onder het kruis Maria bij zich nam als zijn moeder. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed van de twaalf apostelen
Vrijdag 27 december

Gedachtenis van de heilige Johannes, apostel en evangelist, "de leerling van wie Jezus hield" en die onder het kruis Maria bij zich nam als zijn moeder.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Vrees niet, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap:
Heden is u een redder geboren in de stad van David.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 20,2-8

IJlings liep ze naar Simon Petrus en de andere leerling, die van wie Jezus hield. ‘Ze hebben de Heer uit het graf gehaald', zei ze. ‘Wisten we maar waar ze Hem hebben neergelegd!' Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. IJlings liepen de twee er samen naartoe, maar de andere leerling liep harder dan Petrus en kwam het eerst bij het graf aan. Hij wierp er een blik in en zag dat de linnen doeken er nog lagen. Maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus, na hem, bij het graf aan en ging meteen naar binnen. Hij zag hoe de doeken er nog lagen, maar ook hoe de doek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de andere doeken lag: hij was opgerold en lag helemaal apart. Toen pas ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen. Hij zag en kwam tot geloof.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes behoort tot de eerste vier leerlingen die Jezus roept. De traditie wijst hem aan als de leerling "van wie Jezus hield", degene die tijdens het Laatste Avondmaal als enige zijn hoofd op Jezus' borst mocht leggen. Samen met Petrus en Jakobus vergezelde hij Jezus naar de Hof van Olijven tijdens diens lijdensweg. Maar net als de anderen vluchtte ook hij en liet hij Jezus alleen achter. Hij keerde echter al snel op zijn schreden terug en volgde Jezus tot aan het kruis. En daar nam hij de uitnodiging aan om Maria, de moeder van Jezus, bij zich in huis op te nemen. In het evangelie van vandaag vinden we hem vroeg in de ochtend van de eerste Paasdag, als hij samen met Petrus naar het graf rent. Hij is jonger dan Petrus en komt het eerst aan, hij ziet de linnen doeken op de grond, maar hij gaat niet naar binnen. Hij wacht op Petrus, die ouder is. De kerkvaders zeggen hierover: de liefde rent sneller en komt eerder aan. En toch wacht Johannes op de andere broer, zodat ze samen het graf kunnen binnengaan. Je rent nooit alleen. Het "wij", het samenzijn, is voor Jezus' leerlingen meer waard dan het "ik". Jezus had hun dit al geleerd tijdens zijn openbare leven, toen Hij de leerlingen "twee aan twee" uitstuurde. Twee aan twee gingen ze het graf binnen. En zodra Johannes binnenging, "zag hij en kwam tot geloof". Hij begreep meteen dat het lichaam van Jezus niet gestolen was - gezien de aanwezigheid van de linnen doeken op de plek waar ze Hem hadden neergelegd - en hij geloofde. Zijn getuigenis, zoals we dat kennen van het vierde evangelie en zijn brieven, staat helemaal in het teken van de prediking van de liefde van God en van de broers en zussen, als het hart van de boodschap van de Meester. Er wordt gezegd dat hij in zijn oude dag op een stoel naar de vergadering van de christenen werd gedragen en steeds het gebod van de liefde herhaalde. En op de vraag waarom hij dat bleef herhalen, zei hij: "Omdat dit het gebod van de Heer is! Als je dat in praktijk brengt, is het genoeg".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.