NAAR DE DAG VAN DE HEER

Het tumultueuze ritme en de deadlines van het leven maken het gemakkelijk om onze eigen tijd in te delen zonder enige verwijzing naar de Heer of het Evangelie. We hebben daarom allemaal een oriëntatie nodig, een plaats en een tijd waarop we ons gedurende de dag kunnen richten, een ritme in de stroom van de dagen. De wekelijkse indeling van het gebed van de Gemeenschap maakt helder wat de weg is die, in de complexiteit van de wereld van vandaag, leidt naar de dag van de Heer.

Op maandag heeft het gelaat van God trekken van de armen, de zwakken, de zieken, degenen die lijden. Het gebed houdt de herinnering levend aan de armen, aan hen die we gedurende de dag ontmoet hebben en aan hen die ver weg zijn, soms aan hele landen die lijden. Allen worden voor de Heer gebracht, opdat Hij hen troost en bevrijdt van het kwaad.

Maria, de Moeder van de Heer en de eerste onder de gelovigen, begeleidt de Gemeenschap in het gebed op dinsdag, opdat iedereen van haar leert om hetgeen hij heeft gehoord te “bewaren in het hart” (Lc 2, 51) en om de Heer te danken omdat hij zijn blik op ons allen, arme mannen en vrouwen, heeft gericht.

De volgende dag, woensdag, bidden de over de wereld verspreide gemeenschappen door de heiligen in de hemel te gedenken; diegenen die ons voorgegaan zijn in geloof en het hebben doorgegeven. We roepen hen bij naam aan opdat ze de mensheid vandaag begeleiden op haar weg.

Op donderdag worden alle kerken van het Oosten en het Westen herdacht, opdat de gemeenschap tussen de gelovigen in Christus groeit en de verkondiging van het Evangelie zich uitbreidt tot aan de uiteinden van de aarde.

De herinnering aan het kruis komt de Gemeenschap op vrijdag tegemoet, opdat we niet vergeten hoe groot de liefde van de Heer is voor de mensen. De verwevenheid tussen de zaligsprekingen en de verhalen van de Passie laten ons de rijkdom van het kruis overdenken, de aankondiging van de dood van het egoïsme en de overwinning van het leven.

Vervolgens komt zaterdag, de vigilie van de verrijzenis van de Heer. Het is als het wachten voor het graf van Lazarus. De schreeuw die uit elk deel van de wereld oprijst, wordt er verzameld om hem voor de Heer te brengen, die de zware steen wegrolt die het menselijke bestaan onderdrukt. En het leven van allen, bevrijd van de banden van de zonde, wordt gered door de barmhartigheid van God (cfr. Joh 11).

De zondag is het hoogtepunt in het leven van de Gemeenschap; de leerlingen ontmoeten de verrezen Heer. Het is de dag van Emmaüs: we vieren het "breken van het brood" en de leerlingen "openen hun ogen en herkennen hem” (cfr. Lc 24). Het is het wekelijkse Pasen dat een voorafbeelding is van het eeuwig Pasen, wanneer God het kwaad en de dood voor eeuwig zal vernietigen.

Niets is mogelijk zonder het gebed, alles is mogelijk voor wie gelooft (Mc 9, 23). Het gebed overstijgt de onmacht van de mensen, het gaat verder dan wat voor onmogelijk gehouden wordt, en laat God toe om met macht in te grijpen in deze wereld. Terwijl de Gemeenschap zorgt voor de armen en de zwakken, leert ze van hen om zich tot God te richten met evenveel vertrouwen en aandrang. En iedereen blijkt een bedelaar van liefde en vrede te zijn.

Het gebed, zelfs als dat zwak lijkt in de ogen van de mensen, kan muren doen omvallen en afgronden vullen, geweld uitroeien en barmhartigheid doen groeien. Er staat immers geschreven: “Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren” (Mt 18, 19).