Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Maleachi 3,1-4.23-24
Zie, Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen.
Plotseling zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die u zoekt, de bode van het verbond, naar wie u met vreugde uitkijkt. Zie, Hij komt – zegt de Heer van de machten.
Maar wie verdraagt de dag van zijn komst? Wie blijft er staande, als Hij verschijnt?
Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers.
Hij zal zijn als iemand die het zilver smelt en reinigt: de Levieten reinigt en loutert Hij, als goud en zilver. Dan zullen zij de Heer weer hun offergaven brengen zoals het hoort.
Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer bevallen, evenals in de dagen van weleer, in de vroegere jaren.
Zie, Ik ga u de profeet Elia zenden
voordat de dag van de Heer komt, de grote, vreeswekkende dag.
En hij zal het hart van de vaders naar de zonen keren en het hart van de zonen naar hun vaders keren, zodat Ik niet hoef te komen om het land aan de vernietiging te wijden.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De laatste woorden van het boek Maleachi bereiden ons voor op de komst van Jezus, die de woorden van de wet en de profeten in vervulling zal doen gaan. De profeet Maleachi leeft in een complexe tijd, waarin het geloof van Israël op de proef wordt gesteld in een wereld die snel en onverwacht verandert. Wat kon het kleine volk Israël zonder onafhankelijkheid doen tegenover grote volkeren die oprukten? "Waar blijft de God van het recht?", vragen de Israëlieten zich af. Maar de Heer heeft zijn volk niet in de steek gelaten of vergeten. Integendeel, Hij zal ingrijpen: "Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen. Plotseling zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die u zoekt, de bode van het verbond, naar wie u met vreugde uitkijkt. Zie, Hij komt - zegt de Heer van de machten". Wij moeten luisteren naar de 'boden' van God, de profeten van zijn woord, degenen die ons helpen om de weg van de Heer te banen. Hun woord zal ons meenemen om de Heer te ontmoeten. Hoe belangrijk is het om te verwachten, om klaar te zijn, om niet opgesloten te zitten in onze eigen zekerheden en gewoonten, om niet steeds opnieuw te zoeken naar rust en welzijn die ons toch geen redding kunnen schenken.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.