4DE ZONDAG VAN DE ADVENT Lees meer
4DE ZONDAG VAN DE ADVENT
Eerste Lezing
Micha 5,1-4
U, Betlehem in Efrata,
al bent u klein onder Juda's stammen,
toch zal er, zeg Ik,
iemand uit u voortkomen die over Israël gaat heersen.
In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen.'
Daarom zal Hij hen niet langer overlaten aan hun lot
dan tot de tijd dat zij die baren zal, haar kind gebaard heeft.
Dan komt de rest van zijn broeders weer samen met de zonen van Israël.
Dan neemt Hij de macht in handen en hoedt Hij hen door de kracht van de Heer, de verheven naam van de Heer, zijn God.
Zij zullen in veiligheid wonen, omdat Hij zijn macht zal laten reiken tot aan de uiteinden van de aarde:
dat zal vrede zijn.
Als Assur ons land dan binnenvalt
en onze paleizen betreedt,
stellen wij zeven herders tegenover hem
en acht vorsten uit het volk.
Psalmgezang
Psalm 80
God van de heerscharen, richt ons weer op;
lach ons weer toe en wij zullen gered zijn
Herder van Israël, hoor ons aan,
die Jozef leidt als een kudde;
Die troont op de Kerubs, verschijnt met luister,
voor Efraïm, Benjamin en Manasse.
Werp uw macht in de strijd,
kom om ons bij te staan.
God van de heerscharen, keer toch terug,
zie neer uit de hemel en let op uw wijngaard.
Bescherm wat uw eigen hand heeft geplant,
het stekje dat Gij hebt gekweekt.
Laat uw hand op uw gunsteling rusten,
op het kind dat Gij grootgebracht hebt.
Nooit meer zullen wij U verlaten;
bewaart Gij ons leven, dan prijzen wij U
Tweede Lezing
Hebreeën 10,5-10
Daarom zegt Hij dan ook, als Hij in de wereld komt: Slachtoffers en gaven hebt U niet gewild,
maar U hebt voor Mij een lichaam bereid.
Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen.
Toen zei Ik:
Hier ben Ik,
Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen,
zoals er in de boekrol over Mij geschreven staat.
Eerst zegt Hij: Slachtoffers en gaven, brandoffers en zoenoffers hebt U niet gewild, die konden U niet behagen – hoewel de wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden. En dan zegt Hij: Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen. Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden. Door die wil zijn wij geheiligd, eens en voorgoed, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 1,39-48
Na enkele dagen vertrok Maria met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen, en begroette Elisabet. Meteen toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met heilige Geest. Ze riep met luide stem: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot. Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij komt? Op het moment dat je groet mij in de oren klonk, sprong het kind van blijdschap op in mijn schoot. Gelukkige vrouw, zij die gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan.' Daarop zei Maria: ‘Met heel mijn hart roem ik de Heer,
met al mijn adem juich ik om God, mijn redder;
want Hij heeft omgezien naar zijn dienares in haar geringheid.
Voortaan prijzen alle generaties mij gelukkig,
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
We zijn nog maar een paar dagen verwijderd van Kerstmis en de liturgie reikt ons het evangelie van Maria's bezoek aan Elisabet aan, om ons aan te moedigen om uit onszelf en uit onze geslotenheid te komen. Lucas schrijft dat Maria "met spoed vertrok" naar Judea om Elisabet te bezoeken, die ook door God was bezocht. Met dankbaarheid erkende Elizabet Gods gave: "Dit heeft de Heer voor mij gedaan, toen Hij zich mijn lot aantrok en mijn smaad onder de mensen wegnam". Vanaf die dag bleef Elizabet alleen thuis, vijf maanden lang. Maar ze had een ontmoeting nodig om nog beter te begrijpen wat er met haar gebeurd was. En hier komt dan het bezoek van Maria, die in tegenstelling tot Elisabet, niet thuis blijft, maar vertrekt. De aankondiging mocht niet in de beslotenheid van haar kamer blijven, mocht geen geheim van haar hart blijven. De reis is niet gemakkelijk, maar het woord, het woord waarmee God de wereld had geschapen, drijft haar naar buiten om haar oudere nicht te bezoeken. In die ontmoeting tussen de jonge Maria en de oudere Elisabet zien we het beeld van hoe het evangelie wordt gecommuniceerd, van hoe de kerk in de verkondiging van het evangelie te werk gaat. Maria, met het Woord in haar schoot, is net zoals de kerk geroepen om te vertrekken en om met spoed naar de Galilea's van de wereld te gaan om het evangelie van de reddende liefde te verkondigen.
Vandaag krijgen die reis en dat bezoek een nieuwe urgentie. Onze tijd is er steeds meer van angst voor de ontmoeting, angst om de ander te ontvangen. We zijn er snel bij om verdedigingsbarrières op te werpen, om scheidingsmuren te bouwen, om ons wantrouwig en uiteindelijk onverschillig op te stellen. In zo'n wereld is het des te dringender om het evangelie van het "bezoek" uit te dragen, vooral in de ontmoeting met de armsten en met allen die wachten op een rechtvaardiger wereld. Maria en Elisabet, twee vrouwen van verschillende leeftijd en achtergrond, nodigen ons uit om mensen te zijn van de ontmoeting, die bezoek, gastvrijheid, dialoog, vriendschap en vriendelijkheid cultiveren. Een bezoek maakt degene die het ontvangt altijd anders. Lucas schrijft dat Elisabet, toen zij Maria over de drempel van haar huis zag komen, "werd vervuld met heilige Geest" en dat het kind, toen het de groet van Maria hoorde, opsprong van vreugde in de schoot van zijn moeder. De ontmoeting tussen deze twee vrouwen is de voorbode van een andere ontmoeting, die tussen Johannes en Jezus. Paus Franciscus spreekt over de historische kracht van de ontmoeting, over de scheppende kracht ervan. Dat is wat het evangelie van de visitatie ons laat zien. Daarom spoort het evangelie ons aan om mekaar te ontmoeten, met mekaar te spreken, de andere te verwelkomen: zo groeien nieuwe verhalen van liefde en gemeenschap.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.