GEBED IEDERE DAG

Gebed met de heiligen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed met de heiligen
Woensdag 19 februari


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 8,6-13.20-22

Na verloop van veertig dagen opende Noach het venster dat hij in de ark had aangebracht. Hij liet een raaf los, die heen en weer bleef vliegen tot het water op de aarde was opgedroogd. Toen liet hij een duif los, om te zien of het water al van de aardbodem was weggestroomd. Maar de duif vond geen plek waar zij haar pootjes kon neerzetten, en keerde bij hem terug in de ark; want het water bedekte nog heel de aardbodem. Noach stak zijn hand uit, pakte de duif en haalde haar weer bij zich in de ark. Nu wachtte hij nog eens zeven dagen, en liet opnieuw een duif uit de ark los. Toen de duif tegen de avond bij hem terugkwam, met een groen olijfblad in haar bek, begreep Noach dat het water van de aarde weggezakt moest zijn. Hij wachtte nog eens zeven dagen, en liet opnieuw een duif los; maar deze duif keerde niet meer bij hem terug. In het zeshonderdeerste jaar, op de eerste dag van de eerste maand, begon het water boven de aarde op te drogen. Nu schoof Noach het dak van de ark opzij en keek naar buiten; en zie, de aardbodem was droog. Toen bouwde Noach een altaar om de Heer te eren; hij deed een keuze uit de reine dieren en uit de reine vogels, en droeg op het altaar brandoffers op. De Heer rook de aangename geur en zei bij zichzelf: ‘Ik zal de aardbodem nooit meer vervloeken vanwege de mensen: het hart van de mens is immers van jongs af geneigd tot het kwade. Ook de andere levende wezens zal Ik nooit meer treffen, zoals Ik nu gedaan heb. Zolang de aarde bestaat,
blijft er zaaitijd en oogsttijd,
koude en hitte,
dag en nacht, zomer en winter.
Nooit houdt dat op.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

We lezen over het geduldige wachten van Noach, die er zeker van wilde zijn dat het water van de zondvloed zich had teruggetrokken, zodat dieren en mensen veilig uit de ark konden komen zonder te sterven. De drievoudige vlucht van de duif - en met de olijftak in haar snavel is dit beeld in de loop der tijd een symbool van vrede geworden - drukt het wachten uit van deze man die het woord van God had gehoord dat hem wilde redden. Vrede vereist geduld en wachten, maar geen gelatenheid en berusting. Vrede wacht op haar bewerkers, die weten hoe ze moeten observeren en die in zekere zin de grond voorbereiden, zodat zij tot stand kan komen. Noach kwam uiteindelijk uit de ark met zijn gezin en de levende wezens die uit de wateren gered waren. Eerst "bouwde Noach een altaar om de Heer te eren " als teken van dankbaarheid voor de verkregen verlossing en voor de vrede die op aarde was hersteld. Dit gebaar herstelt de gemeenschap met de Heer, die de mensheid door geweld had verbroken en die later definitief zal worden bekrachtigd met de vernieuwing van het verbond tussen God en Noach. De Heer zelf doet een plechtige belofte aan Noach dat het leven op aarde altijd behouden zal blijven, maar zijn belofte gaat uit van een vaststelling waarvan wij ons altijd bewust moeten zijn: "Het hart van de mens is van jongs af geneigd tot het kwade". Dat is geen pessimistische kijk op de mens, maar een waarschuwing waarvan wij ons bewust moeten zijn, want het kwaad is sterk en sluipt ons hart en onze gedachten binnen zonder dat wij ons daar rekenschap van geven. Dit bewustzijn helpt ons om onze broosheid te erkennen en te vertrouwen op de kracht die van God komt.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.