Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Genesis 4,1-15.25
De mens had gemeenschap met zijn vrouw Eva; zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld, en zij sprak: ‘Door de gunst van de Heer heb ik een mannelijk kind voortgebracht.' Vervolgens baarde zij Abel, zijn broer. Abel werd schaapherder en Kaïn landbouwer. Na verloop van tijd bracht Kaïn een offer aan de Heer van de vruchten van de grond. Ook Abel bracht een offer, de eerstgeborenen van zijn beste schapen. De Heer zag genadig neer op Abel en zijn offer, maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Een wilde woede greep Kaïn aan, en zijn gezicht werd grimmig. De Heer zei tegen Kaïn: ‘Waarom bent u woedend, en waarom staat uw gezicht zo grimmig? Als u het goede doet, is er opgewektheid; maar doet u het goede niet, dan loert de zonde als belager aan uw deur, klaar om u te grijpen. Zult u hem de baas kunnen blijven?' Daarop zei Kaïn tegen zijn broer Abel: ‘Laten we gaan wandelen.' Buiten viel Kaïn zijn broer aan en vermoordde hem. De Heer zei tegen Kaïn: ‘Waar is uw broer Abel?' Hij antwoordde: ‘Ik weet het niet. Ben ik dan de hoeder van mijn broeder?' En Hij zei: ‘Wat hebt u gedaan? Hoor, het bloed van uw broer roept uit de grond naar Mij! Daarom zult u vervloekt zijn, verbannen van de grond die zijn mond heeft geopend om uit uw hand het bloed van uw broer te ontvangen! De grond die u bewerkt zal niets meer opbrengen; een zwerver en een vagebond zult u zijn op de aarde!' Kaïn zei tegen de Heer: ‘Die straf is te zwaar om te dragen. U jaagt mij weg van de bebouwde grond, en ik zal ver van U vandaan moeten blijven. Ik zal een zwerver en een vagebond zijn op de aarde, en iedereen die mij ontmoet kan mij doden.' En de Heer gaf Kaïn een merkteken, om te voorkomen dat ieder die hem ontmoette hem zou doden. Adam had opnieuw gemeenschap met zijn vrouw; zij baarde een zoon en noemde hem Set. ‘Want', zei ze, ‘God heeft mij een andere zoon geschonken in de plaats van Abel, die door Kaïn is vermoord.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Het verhaal van Kaïn en Abel leert dat de menselijke geschiedenis vanaf het allereerste begin getekend is door broedertwisten. Kaïn is sterk en Abel, zijn broer, is bijna naamloos. Abel betekent "adem", "niets" in het Hebreeuws. Zijn naam, zijn bestaan zelf is "de broer" te zijn van een andere man, Kaïn. Een mens bestaat niet, tenzij hij aanvaardt dat hij een broer aan zijn zijde heeft, iemand om mee samen te leven, om de wereld te bewerken door de verscheidenheid te aanvaarden. Onze menselijkheid kan niet verwezenlijkt worden zonder anderen. Niemand bestaat op zichzelf. We zijn verwant aan elkaar, vanaf het begin. Abel was een herder, een zwerver, geen landbouwer zoals Kaïn. Kaïns zonde begint met de weigering te aanvaarden dat Abel anders is dan hij. Hieruit komen afgunst, woede en rancune voort, die al snel een dodelijk slachtoffer eisen. Hoe gemakkelijk is het, als je het absolute ik verheerlijkt, om ook te geloven dat jij alleen telt, dat jij de enige bent die ertoe doet. In de Hebreeuwse tekst communiceert Kaïn met zijn broer, maar zonder een woord uit te brengen. Als iemand gevoelens van afgunst en woede toelaat, als rancune begint te broeien, kan je niet meer spreken, wil je niet meer spreken. De vijandschap wordt zodanig groot dat de ander uit de weg geruimd dient te worden. En hier is het opnieuw God zelf die tussenbeide komt, die het woord neemt tegenover Kaïns angst en zwijgen. "Waar is uw broer?", vraagt God aan Kaïn, zoals hij aan Adam had gevraagd: "Waar ben jij?". God vraagt. Zijn stem is altijd een vraag, Hij vraagt ons rekenschap af te leggen over onze broer. Het is Gods vraag aan ieder van ons en aan deze wereld die met geweld alles verwerpt wat anders is. "Waar is uw broer?" is Gods bezorgde vraag aan een wereld die geweld aanvaardt zonder er schande van te spreken, die oorlog als een onontkoombaar feit beschouwt en verdeeldheid als een normale dimensie van het leven. Ja, de stem van het bloed van zovele onschuldigen zoals Abel schreeuwt van op aarde tot God, want op deze aarde zijn wij bestemd om als broers en zussen samen te leven. In Jezus begrijpen we duidelijker dat iedere mens onze broer is, omdat hij een kind van God is, geschapen naar diens beeld en gelijkenis.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.