GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

3DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van het Woord van God. Gedachtenis van Timoteüs en Titus, medewerkers van Paulus en bisschoppen van Efeze en Kreta.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 26 januari

3DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van het Woord van God. Gedachtenis van Timoteüs en Titus, medewerkers van Paulus en bisschoppen van Efeze en Kreta.


Eerste Lezing

Nehemia 8,2-4.5-6.8-10

En Ezra, de priester, bracht de leer bij de vergadering van mannen en vrouwen en iedereen die de voorlezing kon volgen. Het was de eerste dag van de zevende maand. Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra eruit voor op het plein voor de Waterpoort, verstaanbaar voor de mannen en vrouwen en iedereen die het kon volgen. Het volk luisterde aandachtig naar de voorlezing van het boek van de leer. Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoging staan die voor die gelegenheid gemaakt was. Aan zijn rechterhand stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja; aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zekarja en Mesullam. Tegenover heel het volk opende Ezra het boek; hij stak immers boven iedereen uit. Op dat ogenblik ging iedereen staan. En Ezra prees de Heer, de grote God, en heel het volk antwoordde: ‘Amen, amen!' Zij staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd en zij vielen neer voor de Heer, met het gezicht op de grond. Zij lazen voor uit het boek van Gods leer, legden het uit en verklaarden de betekenis, zodat iedereen de lezing begreep. Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd, Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die de uitleg gaven tegen heel het volk: ‘Deze dag is gewijd aan de Heer uw God. Wees dus niet treurig en ween niet.' Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de leer hoorde. En ze zeiden hun: ‘Kom, ga eten en drink er zoete drank bij, en deel met wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, maar laat de vreugde die de Heer u schenkt uw kracht zijn.'

Psalmgezang

Psalm 19

Uw woorden, Heer, zijn geest en leven

De Wet van de Heer is volkomen,
zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
onwetenden maken zij wijs.

Rechtmatig zijn al zijn bevelen,
bevredigend voor het gemoed.
Glashelder zijn zijn geboden,
zij zijn een licht voor het oog.
Het woord van de Heer is eerlijk,
het blijft in eeuwigheid waar.

Zijn uitspraken zijn waarachtig,
rechtvaardig in iedere zaak.
Laat al mijn spreken en denken voor U aanvaardbaar zijn,
Heer, voor U, mijn rots en verlosser

Tweede Lezing

1 Korintiërs 12,12-31

Ons lichaam met zijn vele delen vormt één geheel, en alle lichaamsdelen, hoe vele ook, zijn samen één lichaam; zo is het ook met Christus. Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn in de kracht van een en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn wij doordrenkt van één Geest. Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lichaamsdeel, maar uit vele. Veronderstel dat de voet zegt: ‘Omdat ik geen hand ben, hoor ik niet tot het lichaam', hoort hij dan niet tot het lichaam? En als het oor zou zeggen: ‘Omdat ik geen oog ben, hoor ik niet tot het lichaam', hoort het dan niet tot het lichaam? Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef dan de reuk? God heeft nu eenmaal de lichaamsdelen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam toegewezen, zoals Hij het gewild heeft. Als zij allemaal samen één lichaamsdeel vormden, waar bleef dan het lichaam? In feite echter zijn er vele lichaamsdelen, maar is er slechts één lichaam. Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig', en evenmin het hoofd tegen de voeten: ‘Ik heb jullie niet nodig.' Nog sterker, juist die lichaamsdelen die het zwakst schijnen te zijn, zijn onmisbaar. En die lichaamsdelen die wij beschouwen als minder eerbaar, eren wij des te meer. Onze minder edele delen worden daarom met grotere kiesheid behandeld; de andere delen hebben dat niet nodig. God heeft het lichaam zo samengesteld dat hij aan het mindere meer eer gaf, opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zijn en de lichaamsdelen eensgezind voor elkaar zouden zorgen. Wanneer één lichaamsdeel lijdt, delen alle andere in het lijden; wordt één lichaamsdeel geëerd, dan delen alle andere in die vreugde. Welnu, u bent het lichaam van Christus, en ieder van u is van dit lichaam een onderdeel. Nu heeft God in de gemeente allerlei mensen aangesteld, allereerst apostelen, vervolgens profeten, en verder leraren; voorts is er de gave om wonderen te doen, te genezen, te helpen, te besturen en in talen te spreken. Niet iedereen kan apostel zijn, of profeet, of leraar. Kunt u allen wonderen doen? Hebt u allen de gave om te genezen, in talen te spreken en uitleg te geven?
Streef naar de hoogste gaven! Maar eerst wijs ik u een buitengewoon voortreffelijke weg.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Lucas 1,1-4; 4,14-21

Velen hebben zich er al toe gezet het verhaal te doen van wat zich bij ons heeft voltrokken, aan de hand van de overlevering van de oorspronkelijke ooggetuigen die dienaar van het woord zijn geworden. Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan en voor u, geachte Teofilus, ordelijk op schrift te stellen, zodat u zich kunt overtuigen van de betrouwbaarheid van de berichten die u hebt ontvangen.
Jezus keerde terug naar Galilea in de kracht van de Geest. Zijn faam verbreidde zich over heel die streek. Hij gaf onderricht in hun synagogen en werd door iedereen geëerd.
Zo kwam Hij in Nazaret, waar Hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge. Hij stond op om voor te lezen, en kreeg een boekrol van de profeet Jesaja aangereikt. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven staat: De Geest van de Heer rust op mij;
daartoe heeft Hij mij gezalfd.
Om aan armen de goede boodschap te brengen
heeft Hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen
en aan blinden het licht in hun ogen,
om verdrukten in vrijheid te laten gaan,
en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is.
Daarna rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

Op deze derde zondag door het jaar vieren we het Feest van het Woord. Een feest dat de gemeenschap van Sant'Egidio bijzonder dierbaar is. Het is een mooie traditie in de gemeenschap dat op deze dag aan het einde van de eucharistie, iedereen de zegen ontvangt terwijl hij of zij met opgeheven armen zijn eigen bijbel in de hand houdt die hij of zij elke dag gebruikt om het woord van God te lezen. En het is goed om te onthouden dat het feest van vandaag nauw verbonden is met dat andere feest dat paus Franciscus wilde instellen: het feest van de armen. Twee feesten: het ene opent het liturgische jaar en het andere sluit het af, om zo de twee sporen aan te geven die het leven van de kerk leiden en waardevol maken voor de wereld.
Het evangelie van vandaag vertelt over Lukas' eerste woorden en zijn inspanning om "alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan" wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Het is een uitnodiging om zijn bekommernis tot de onze te maken, zodat geen enkel woord van het evangelie verloren gaat. Elke keer dat we het evangelie openen, is het Jezus zelf die tot ons spreekt, net zoals Hij deed in de synagoge in Nazaret. Het was zijn eerste preek. Lucas schrijft dat Jezus zelf de passage uit Jesaja koos. Een heel duidelijke keuze, net zoals de prediking heel duidelijk was: "Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan".
Het woord van God wordt ook vandaag vervuld voor ons en voor de armen, de zwakken, de kleinen, de vluchtelingen, de ouderen, de eenzamen en voor allen tot wie de Heer de leerlingen zendt. Het is voor hen - en dus ook voor de leerlingen - dat het "jaar dat de Heer welgevallig is" afgekondigd wordt. Het woord van God spoort de leerlingen namelijk aan om zich dicht bij de armen te begeven en tegen hen te zeggen: "Vandaag" ben ik dicht bij jullie. "Vandaag" ben je niet langer in de steek gelaten. "Vandaag" maak je deel uit van Gods familie. Vandaag, niet morgen, zoals onze gemakzucht ons soms voorstelt. Het is dringend nodig om het "vandaag" van het evangelie aan de wereld te communiceren. Het is door de kracht van het woord dat het koninkrijk van God, dat Jezus die dag in Nazaret inluidde, wordt bespoedigd. Het is waar dat wij arme mensen zijn, zwak en zondig, maar Jezus spoort ons aan om zijn woorden van die dag tot de onze te maken: "De Geest van de Heer rust op mij; Hij heeft mij gezalfd". Hijzelf zendt ons de wereld in. En ons geloof in Hem doet ons zeggen dat alles kan veranderen, want "niets is onmogelijk voor God".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.