Feest van de bekering van Paulus op de weg naar Damascus. Gedachtenis van Ananias, die Paulus doopte, het evangelie verkondigde en als martelaar stierf. Vandaag eindigt de bidweek voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de christelijke gemeenschappen in Azië en Oceanië. Lees meer
Feest van de bekering van Paulus op de weg naar Damascus. Gedachtenis van Ananias, die Paulus doopte, het evangelie verkondigde en als martelaar stierf. Vandaag eindigt de bidweek voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de christelijke gemeenschappen in Azië en Oceanië.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 9,1-22
Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen. Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?' Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?' Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.' Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!' en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.' Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.' Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.' Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken en hun koningen en onder de Israëlieten. Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.' Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,' zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.' Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en meteen al verkondigde hij in de synagogen dat Jezus de Zoon van God is. Alle toehoorders stonden versteld en zeiden: ‘Maar dit is toch de man die in Jeruzalem iedereen naar het leven stond die deze naam aanroept! Ook hier was hij met dat doel gekomen, om hen gevangen te nemen en naar de hogepriesters te brengen.' Saulus' optreden werd steeds sterker; hij bracht de Joden die in Damascus woonden in verlegenheid door hun te bewijzen dat Jezus de Messias is.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De bekering van Paulus is een van de bekendste episoden in het Nieuwe Testament. Om het belang ervan te onderstrepen, vertelt Lucas tot driemaal hoe toe Paulus zijn leven overhoop gooide en een getuige werd van de verrezen Jezus, een apostel van het woord. Maar wat betekent het om een bekering te gedenken, een leven dat overhoop gehaald wordt? Wij zijn vaak gewoontemensen en verandering boezemt ons angst in. Wij staan met beide voeten in het heden en we moeten toegeven dat de onzekere situatie van onze wereld ons onrustig maakt en angstig voor de toekomst. Maar juist het verhaal van Paulus spreekt ons over de buitengewone kracht van het evangelie, dat het hart verandert en blijft veranderen, dat zich niet neerlegt bij wie wij zijn en dat ons altijd voorbereidt op de toekomst. Paulus - of liever Saulus, de naam die hij droeg vóór zijn bekering - was sterk en straalde gezag uit. "Fel in de traditie", zo omschrijft hij zichzelf, dat wil zeggen, sterk in zijn overtuigingen en ideeën. In de ontmoeting met Jezus, in die val op de weg naar Damascus, ervaart hij zijn beperktheid, zijn kwetsbaarheid. Het is zijn ervaring dat hij de anderen nodig heeft. Bekering en verandering zijn nooit een op zichzelf staande gebeurtenis, maar zijn een proces. Het is mooi dat Paulus Jezus, die hij vervolgde, leert kennen via de gemeenschap van Damascus. Paulus bekeert zich niet in zijn eentje, hij heeft een gemeenschap nodig die hem vergezelt. Hij heeft broers en zussen nodig zoals Ananias die hem verwelkomen en helpen, en het is in die broederlijkheid dat de apostel een grote waarheid zal begrijpen die hij later zal toelichten in zijn eerste brief aan de Korintiërs: "Als ik zwak ben, dan ben ik sterk". Dat wil zeggen dat in de zwakheid, die ons zo vaak beangstigt en die wij willen ontkennen, de kracht schuilt waarmee wij het woord van God kunnen ervaren, die hoop, vriendschap, solidariteit en al die tekenen voortbrengt die degenen die dit woord beleven en verkondigen begeleiden.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.