Gebed voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de Anglicaanse kerken. Lees meer
Gebed voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de Anglicaanse kerken.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hebreeën 6,10-20
God is rechtvaardig; Hij kan niet vergeten wat u uit liefde voor zijn naam hebt gedaan, al de diensten die u de heiligen hebt bewezen en nog steeds bewijst. Maar wij zouden wensen dat ieder van u dezelfde vurige ijver blijft tonen, totdat uw hoop geheel in vervulling is gegaan. U mag niet lui worden, maar u moet een voorbeeld nemen aan hen die door geloof en geduld deel krijgen aan de beloften.
Toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij bij zichzelf, aangezien Hij niemand boven zich had om bij te zweren: Ik zal u rijkelijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken. Abraham heeft dan ook, na lang en geduldig wachten, gekregen wat hem beloofd was. Mensen zweren bij een hogere macht, en de eed is voor hen de hoogste vorm van bevestiging, die alle tegenspraak moet uitsluiten. En zo heeft God met een eed willen instaan voor zijn belofte, om de erfgenamen van de belofte nog duidelijker te tonen hoe onwrikbaar vast zijn besluit stond. God heeft dus twee onherroepelijke daden gesteld die het Hem onmogelijk maken om ons te bedriegen; voor ons, die bij Hem onze toevlucht zoeken, zijn ze dan ook een krachtige aansporing om ons vast te klampen aan de hoop op wat voor ons ligt. De hoop is het veilige en vaste anker voor onze ziel. Zij reikt tot achter het voorhangsel in het heiligdom, waarin Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan, nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden op de wijze van Melchisedek.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De brief aan de Hebreeën legt de nadruk op Gods eed, dat plechtige verbond dat God met Abraham en Israël had ingesteld. Die eed hield in dat God trouw zou blijven en zou vervullen wat Hij had beloofd, namelijk de redding van het volk dat Hij had uitverkoren als "het zijne". De eed die Hij aan Abraham zwoer, was een vrije daad van liefde van Godswege. Christenen passen in dit oude verhaal. Jezus heeft het tot voltooiing gebracht. Daarom wordt in de brief aan de Hebreeën de nadruk gelegd op de band met Abraham en de belofte die de Heer aan de aartsvader heeft gedaan. Via Abraham is ook Melchisedek opgenomen in de heilsgeschiedenis, ook al was hij geen jood. De brief suggereert dat iedereen wordt uitgenodigd om zijn leven, zijn geschiedenis, in te voegen in datgene wat God met Abraham opbouwt en wat Jezus uitbreidt naar alle volkeren. Soms komen wij in de verleiding om onszelf als uniek te beschouwen, alsof alles bij ons begint en eindigt. Maar zo verliezen wij de vreugde van deel uit te maken van de geschiedenis van een volk, het volk van de christenen, maar nog eerder het volk van de belofte aan Abraham, dat volk Israël waarmee de leerlingen van Jezus in het bijzonder verbonden zijn, omdat het door hen is dat de beloften tot ons zijn gekomen. Deze geschiedenis begint zeker met het volk van Israël, maar breidt zich uit met Jezus, en iedereen kan er, op verschillende manieren, deel van uitmaken. Er is slechts één heilsgeschiedenis, slechts één bestemming voor de volkeren: in gemeenschap komen met God die Vader van allen is. Joden en christenen zijn de bewaarders en de dienaren van dit universele heilsmysterie. Laten wij "ons vastklampen aan de hoop op wat voor ons ligt", opdat ook wij dragers mogen zijn van Gods beloften, van zijn plan van liefde voor alle mensen, van zijn aanwezigheid, vooral daar waar lijden en pijn het bestaan van mensen tekenen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.