GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag

Gebed voor de armen

Gebed voor de eenheid van de christenen. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 20 januari

Gebed voor de eenheid van de christenen.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Hebreeën 5,1-10

Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God, om gaven en offers op te dragen voor de zonden. Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen, omdat hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is; daarom moet hij, als hij offers voor de zonden opdraagt, evengoed aan zichzelf denken als aan het volk. En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen; men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Zo heeft ook Christus niet zichzelf de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Mijn Zoon ben jij, Ik heb je vandaag verwekt. Zoals Hij ook elders zegt: Jij bent priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisedek. In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en onder tranen gebeden en gesmeekt tot God, die Hem uit de dood kon redden. Na de doorstane angst is Hij verhoord. Hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij tot de voleinding was gekomen, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding, door God uitgeroepen tot hogepriester op de wijze van Melchisedek.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Deze passage uit de brief aan de Hebreeën helpt ons verder na te denken over Jezus, de "hogepriester". In de traditie van de tempel mocht de hogepriester eenmaal per jaar als enige het Heilige der Heiligen, het binnenste gedeelte van de tempel in Jeruzalem, betreden op Jom Kippoer, de grote verzoendag, de dag waarop God de zonden van zijn volk vergaf. Jezus wordt in deze brief voorgesteld als de nieuwe hogepriester. Inderdaad, door zijn lijden en zijn gehoorzaamheid aan God werd hij de oorzaak van de verlossing van allen. Er zijn niet langer verzoeningsoffers nodig voor de vergeving van zonden in de tempel te Jeruzalem: Jezus zelf is, vanwege het lijden dat Hij heeft ondergaan, degene die nu voor ons vergeving en verlossing verkrijgt. De auteur interpreteert het aardse leven van Jezus als een priesterlijk offer van "gebeden en gesmeek tot God, die Hem uit de dood kon redden. Na de doorstane angst is Hij verhoord". Hij, de zoon van God, wordt priester verklaard op de wijze van Melchisedek, de priester die in het boek Genesis wordt genoemd en vervolgens in Psalm 110, die door de schrijver van de brief wordt geciteerd. "Melchisedek, de koning van Salem [Jeruzalem], bood hem [Abram] brood en wijn aan. Omdat hij priester was van de allerhoogste God, zegende hij hem met deze woorden: 'Gezegend zij Abram door de allerhoogste God die de hemel en de aarde gemaakt heeft'" (Gn 14, 17-18). Hij was geen priester van de God van Israël, maar hij herkende in Abraham de aanwezigheid van de Allerhoogste God. Door Jezus kan ieder van ons, tot welk volk hij ook behoort, deel hebben aan het offer van verlossing dat Jezus aan het kruis heeft gebracht. Ieder van ons kan inderdaad door zijn eigen getuigenis anderen helpen, ook degenen die ver van God zijn, om de allerhoogste God, de Vader van Jezus, te erkennen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.