32STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van de heilige Leo de Grote (+ 461), bisschop van Rome, die aan het hoofd van de kerk stond in moeilijke tijden.
Lees meer
32STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van de heilige Leo de Grote (+ 461), bisschop van Rome, die aan het hoofd van de kerk stond in moeilijke tijden.
Eerste Lezing
1 Koningen 17,10-16
Hij vertrok dus naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, was daar een weduwe hout aan het sprokkelen. Hij riep naar haar: ‘Wees zo goed om voor mij in deze kruik een beetje water te halen; ik zou graag wat drinken.' Toen zij het ging halen riep hij haar na: ‘Wees zo goed om ook een stuk brood mee te brengen.' Zij antwoordde: ‘Zowaar de Heer uw God leeft, ik heb geen brood meer; alleen nog maar een handvol meel in de pot en nog een beetje olie in de kruik. Ik sprokkel nu wat hout en ga dadelijk naar huis om voor mij en mijn zoon voor het laatst eten klaar te maken; daarna wacht ons de dood.' Elia antwoordde: ‘Vrees niet, ga naar huis en doe wat u van plan bent, maar maak van het meel en de olie eerst een broodje voor mij en breng mij dat; voor uzelf en uw zoon kunt u daarna zorgen. Want, zo spreekt de Heer, de God van Israël, de pot met meel raakt niet leeg en de kruik met olie raakt niet op totdat de Heer het weer laat regenen.' Toen ging zij weg en deed wat Elia gezegd had, en elke dag hadden zij te eten, hij, zij en haar familie. De pot met meel raakte niet leeg en de kruik met olie raakte niet op, volgens het woord dat de Heer gesproken had door Elia.
Psalmgezang
Psalm 126
De Heer zal ik loven mijn leven lang
De Heer doet altijd zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van de blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.
De wensen van hen die Hem eren vervult Hij,
Hij hoort hun geroep en komt hen te hulp.
De Heer bewaart al wie Hem bemint,
maar ieder die kwaad doet verstoot Hij.
Tweede Lezing
Hebreeën 9,24-28
Want Christus is niet het heiligdom binnengegaan dat, door mensenhanden gemaakt, slechts een symbool is van het waarachtige heiligdom; Hij is de hemel zelf binnengegaan om er nu, voor onze zaak, bij God present te zijn. Ook hoeft Hij zich daar niet telkens opnieuw te offeren, terwijl de hogepriester jaar in jaar uit het allerheiligste binnengaat, met bloed dat niet het zijne is. Anders had Christus telkens opnieuw moeten lijden, vanaf het begin van de wereld; maar in feite is Hij slechts eenmaal verschenen, op het hoogtepunt van de geschiedenis, om door zijn offer de zonden weg te nemen. Het is het lot van de mens eenmaal te sterven, en daarna komt het oordeel; zo is ook Christus eenmaal geofferd, om de zonden van allen op zich te nemen; de tweede maal zal Hij niet wegens de zonde verschijnen maar om hen te redden die naar Hem uitzien.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Marcus 12,38-44
Bij zijn onderricht zei Hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden, die graag in plechtige gewaden rondlopen en graag gegroet worden op het marktplein, graag vooraan in de synagoge zitten, en op de ereplaats bij het feestmaal. Mensen die de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden opzeggen – over hen zal een bijzonder streng vonnis geveld worden.'
Gezeten tegenover de offerkist, bekeek Hij hoe de menigte kopergeld in de offerkist gooide. Veel rijken gooiden er veel in. Er kwam een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van een quadrans. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie, die arme weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij gooide er van haar armoede alles in wat ze had, heel haar levensonderhoud.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
"De grote massa hoorde Hem graag", lezen we in het evangelie volgens Marcus (Mc 12, 37). Waarom? Luisteren naar het evangelie is van levensbelang. Reeds het oude boek van Jezus Sirach raadt wie verstandig wil zijn aan om "te luisteren naar elk godsdienstig betoog" (Sir 6, 35). We zijn aan het einde gekomen van Jezus' reis naar Jeruzalem en de tegenstelling met de schriftgeleerden en de farizeeën heeft zijn hoogtepunt bereikt. In de tijd van Jezus bepaalden zij wat geluk of ongeluk was en heersten over het geweten. Met zijn prediking van het evangelie klaagt Jezus hun handelswijze aan: "Zij slokken de huizen van de weduwen op en zeggen lange gebeden op om gezien te worden". De weduwen hebben niemand die hen verdedigt. Ook nu zijn er veel huizen van onverdedigde weduwen en wezen, soms gaat het om hele landen. Er zijn veel weduwen zoals die van Sarepta, over wie we in het eerste boek Koningen hebben gehoord. In zoveel huizen en zoveel landen is er morgen geen eten. Zoveel mensen zonder toekomst. Wie zal naar deze weduwen omzien? Wie zal voor hen zorgen? Jezus ziet naar hen om. Hij kijkt naar hen zoals Hij keek naar de weduwe die haar gave offerde in de tempel. Jezus ziet haar, hoewel ze slechts twee muntjes in de offerkist gooit. Niemand anders die daarom maalt. Zij trekt niet de aandacht omdat ze tot een edele familie behoort en ze wordt niet opgemerkt omdat ze in het wereldje van rijke of beroemde mensen omgaat. Maar ze wordt wel door Jezus met liefde en bewondering gezien. Alleen Hij let op haar. En Jezus leert de leerlingen, die verstrooid zijn en alleen aandacht hebben voor wat indruk maakt, om ook naar de kleinste dingen met liefde en zorg te kijken. Het is niet toevallig dat zo'n onbeduidend en weinig opvallend voorval in het evangelie op het einde van Jezus' publieke optreden en onderricht in de tempel van Jeruzalem staat. In tegenstelling tot de rijke jonge man die "verdrietig wegging" omdat hij veel goederen had en ze voor zichzelf wilde bewaren (Mc 10, 22) leert deze arme weduwe, die alles geeft, ons hoe we God en het evangelie lief kunnen hebben. Ze gaat blij weg. Ze is niet echt een weduwe. In de ogen van de mannen is zij een weduwe, maar de liefdevolle blik van Jezus rust op haar. Elke keer dat de leerlingen, en wij dus ook, zich toevertrouwen aan de Heer en zijn barmhartigheid zullen zij deze vreugde voelen. Het maakt niet uit of ons geloof zo gering is als twee muntjes, als het maar oprecht is.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.