GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

31STE ZONDAG DOOR HET JAAR Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 3 november

31STE ZONDAG DOOR HET JAAR


Eerste Lezing

Deuteronomium 6,2-6

en vrees God heel uw leven, met uw kinderen en kleinkinderen. Vrees God door al zijn voorschriften en geboden na te komen die ik u opleg. Dan zult u lang blijven leven. Luister Israël, en volbreng ze nauwgezet. Dan zult u gelukkig zijn en talrijk worden in het land dat overvloeit van melk en honing, dat de Heer, de God van uw vaderen, u heeft beloofd. Luister Israël! De Heer is onze God, de Heer is de Enige. U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. De geboden die ik u vandaag voorschrijf, moet u in uw hart prenten.

Psalmgezang

Psalm 18

Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij,
mijn toevlucht, mijn burcht, mijn bevrijder.

Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij,
mijn toevlucht, mijn burcht, mijn bevrijder.
Mijn God, de rots waar ik toevlucht vind,
mijn schild, mijn behoud en bescherming.

Wanneer ik de Heer aanroep, Hij zij geprezen,
dan doet geen vijand mij kwaad.
Want golven van doodsgevaar sloten mij in,
een stortvloed van onheil maakte mij angstig.

De Heer zij geprezen, gezegend mijn rots,
verheerlijkt zij God, mijn verlosser.
Want Gij hebt uw koning de zege geschonken,
uw gunsten bewezen aan uw gezalfde.

Tweede Lezing

Hebreeën 7,23-28

Bovendien moesten bij hen vele priesters elkaar opvolgen, omdat de dood hun belette in functie te blijven; maar zijn priesterschap is onvervreemdbaar, omdat Hij in eeuwigheid blijft. Daarom is Hij ook in staat om hen, die door zijn tussenkomst tot God naderen, voor altijd te redden, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Zo'n hogepriester hadden wij ook nodig: een die heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, en hoog verheven boven de hemelen; Hij hoeft ook niet, zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens en voorgoed gedaan, toen Hij zichzelf offerde. De wet stelt als hogepriester mensen aan, die met zwakheid behept zijn; maar de eed, die uitgesproken is na de wetgeving, wijst de Zoon aan, die volmaakt is in eeuwigheid.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 12,28-34

Toen iemand van de schriftgeleerden hen had horen redeneren en zag dat Hij hun een juist antwoord had gegeven, ging hij Hem vragen: ‘Wat is het allereerste gebod?' Jezus antwoordde: ‘Het eerste is dit: Luister Israël, de Heer onze God is de enige Heer; u zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het tweede is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze twee, is er niet.' De schriftgeleerde zei Hem: ‘Juist, Meester, terecht zegt U: Hij is de Enige en er is geen ander dan Hij. Hem liefhebben met heel ons hart en heel ons inzicht en heel onze kracht en onze naaste liefhebben als onszelf is veel meer dan alle brand- en slachtoffers.' Toen Jezus zag dat hij met begrip antwoordde, zei Hij tegen hem: ‘U staat niet ver van het koninkrijk van God.' Niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

In de tempel in Jeruzalem ontmoet Jezus een schriftgeleerde. Die stelt Hem een echte, beslissende vraag: "Wat is het allereerste gebod?". Daarvan hangt immers het hele leven af. Jezus aarzelt niet. Hij citeert een passage uit Deutero?nomium die iedereen kent, omdat het de geloofsbelijdenis is die vrome Is?raëlieten elke dag, 's morgens en 's avonds, opzeggen: "Luister Israël! De Heer is onze God, de Heer is de Enige. U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten" (Dt 6, 4-5). En dan voegt Hij eraan toe: "Het tweede is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze twee, is er niet".
De eenstemmigheid tussen Jezus en zijn gesprekspartner ligt in het dubbel?gebod van de liefde van God en van de naaste. Deze twee geboden zijn zo nauw verbonden dat ze één gebod zijn. Jezus is diegene die meer en beter bemint dan wie ook. Jezus bemint de Vader boven wie dan ook. Doorheen heel het evangelie blijkt die bijzondere band tussen Jezus en de Vader. Dat is de reden van zijn bestaan. De apostelen worden ingewijd in dat bijzondere vertrouwen dat Hij in zijn Vader stelt, zozeer dat Hij Hem aanspreekt met het tedere abbà, papa. Hoe dikwijls hebben ze Hem horen zeggen dat het enige doel van zijn leven is de wil van God te doen: "Mijn voedsel is de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft" (Joh 4, 34). Jezus is het hoogste voorbeeld van hoe God te beminnen boven al. Jezus heeft met dezelfde intensiteit ook de mensen liefgehad. Daarom is Hij "vlees geworden". In de Schrift lezen we dat Jezus de mensen zozeer heeft bemind dat Hij de hemel verlaten heeft - de volheid van het leven, van het geluk, van de overvloed, van de vrede - om midden onder ons te zijn. En zijn bestaan is als het ware een groeiende liefde en hartstocht voor de mensen tot de gave van zijn eigen leven toe.
Jezus, die als eerste ten diepste deze woorden beleefd heeft, toont dat het geluk erin bestaat om meer van de anderen te houden dan van onszelf. Dit soort liefde leer je niet op je eentje of op de schoolbanken. Integendeel, want daar leer je van kleins af aan om vooral jezelf en je eigen zaken lief te hebben, tegen de anderen in. De liefde waarover Jezus spreekt, krijg je van bovenaf, is een geschenk van God; meer zelfs, het is God zelf, die in het hart van de mensen komt leven. De eucharistie van de zondag is het bevoorrechte moment om het grote geschenk van de liefde te ontvangen. Laten we daarom op de dag des Heren met blije dankbaarheid naar het altaar komen. Dan zullen we, net als de wijze schriftgeleerde, horen zeggen: "U staat niet ver van het koninkrijk van God".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.