Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 13,18-21
Hij zei toen: ‘Waarop lijkt het koninkrijk van God, waarmee kan Ik het vergelijken? Het lijkt op een mosterdzaadje dat iemand in zijn tuin zaaide: het groeide op en werd een boom, en de vogels van de hemel kwamen in zijn takken nestelen.' Nog eens zei Hij: ‘Waarmee kan Ik het koninkrijk van God vergelijken? Het lijkt op zuurdesem die door een vrouw in drie maten meel werd verwerkt totdat het er helemaal van doortrokken was.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Deze twee korte gelijkenissen moeten we verstaan binnen de context van de groeiende weerstand van de leiders van het volk tegen Jezus. Die is inherent aan de christelijke geschiedenis: het evangelie ondervindt in elke generatie tegenstand. De vraag die achter deze weerstand tegen het evangelie zit, is de vraag of het evangelie wel relevant is, of het niet te zwak is om de wereld te veranderen. De eerste christelijke gemeenschappen vroegen zich misschien af of je het rijk Gods wel kunt beginnen met alleen maar mildheid en woorden. Ook wij vragen ons soms af of het evangelie niet te zwak is om de wereld, die zoveel sterker lijkt, te veranderen. Jezus antwoordt op deze oude en nieuwe bedenkingen met twee kleine parabels, die van het mosterdzaadje en die van de zuurdesem. Het rijk Gods is de kern van de prediking van Jezus in de synoptische evangelies. Enerzijds is de wereld onderworpen aan satan. Anderzijds is er het nieuwe rijk, het rijk Gods, dat Jezus op aarde is komen brengen. Dat is de betekenis van de twee parabels. Het rijk dat Jezus is komen brengen begint niet met luid machtsvertoon, maar als een klein zaadje, een handvol gist. Uiteraard is het belangrijk dat het zaadje in de aarde valt en dat de gist gemengd wordt in het deeg. Lucas benadrukt in deze gelijkenis de idee van ontwikkeling en vooruitgang. Het zaad - dat wil zeggen: de verkondiging van het evangelie en de praktijk van de liefde - zal een grote boom worden en de gist zal het deeg van de samenleving en de wereld doen rijzen. Velen zullen in de schaduw van de boom van de liefde kunnen rusten en hun honger stillen met het brood van de barmhartigheid.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.