GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 24 februari


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Sirach 1,1-10

Alle wijsheid komt van de Heer
en is bij Hem tot in eeuwigheid.
Het zand van de zeeën, de druppels van de regen
en de dagen van de tijd: wie kan ze tellen?
De hoogte van de hemel, de breedte van de aarde,
de afgrond en de wijsheid: wie kan ze achterhalen?
Vóór alle andere dingen is de wijsheid geschapen,
en het denkend verstand stamt uit de eeuwigheid.
De bron van de wijsheid is het woord van God in den hoge
en haar wegen zijn de eeuwige geboden.
Voor wie werd de wortel van de wijsheid blootgelegd,
en wie kent haar diepzinnig beleid?
De kennis van de wijsheid – aan wie is zij verschenen?
Haar rijke ervaring – wie heeft die begrepen?
Eén alleen is wijs en zeer te vrezen:
Hij die zit op zijn troon, de Heer.
Hij is degene die de wijsheid heeft geschapen,
die haar heeft gezien en uitgemeten
en haar heeft uitgestort over al zijn werken;
in al wat leeft is zij aanwezig, zoals Hij haar geeft.
Hij bedeelt haar aan degenen die Hem liefhebben.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het boek van Ben Sirach is wellicht het jongste boek van het Eerste Testament. De auteur is een wijze schriftgeleerde die de Schrift met intelligentie en wijsheid wil lezen om ze verhelderend te maken in het dagelijks leven. En hij vraagt de gelovigen om te mediteren over het woord van God, om de betekenis ervan te begrijpen in de tijd waarin ze leven. Het is zijn diepste overtuiging dat de oorsprong van de wijsheid in God ligt. Hij schrijft: "Alle wijsheid komt van de Heer
en is bij Hem tot in eeuwigheid". Hierin zit hij op één lijn met de psalmist die het woord van God bezingt als licht "op mijn pad" (Ps 119, 105). Met zijn boek wil de auteur de gelovigen helpen om door de Schrift de wijsheid te onderscheiden die bij God woont, om haar te kunnen ontvangen en ernaar te leven. In wezen behoort de wijsheid toe aan de Heer: "Een alleen is wijs en zeer te vrezen: Hij die zit op zijn troon, de Heer. Hij is degene die de wijsheid heeft geschapen". Maar de Heer houdt deze wijsheid niet voor zichzelf, integendeel, Hij deelt ze kwistig uit aan hen die Hem liefhebben: "Hij is degene die de wijsheid heeft geschapen, die haar heeft gezien en uitgemeten en haar heeft uitgestort over al zijn werken; in al wat leeft is zij aanwezig, zoals Hij haar geeft. Hij bedeelt haar aan degenen die Hem liefhebben". Volgens de auteur kunnen alleen zij die op God vertrouwen wijs leven. De mens is eindig en beperkt: hij is niet in staat om "het zand van de zeeën, de druppels van de regen en de dagen van de tijd" te tellen. Gelovigen hebben de verantwoordelijkheid om de gave van wijsheid aan te nemen en ze te beoefenen, want zo kunnen zij iedereen helpen om de betekenis van de geschiedenis en van de wereld met Gods blik te bekijken en ze zo te begrijpen. De wijsheid spoort de gelovigen aan om verder te zoeken en te onderzoeken. In deze tijd van globalisering en gevaarlijke simplificaties hebben de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie niets van hun actualiteit ingeboet; in Gaudium et Spes staat: "Onze tijd heeft nog meer dan vroegere eeuwen behoefte aan deze wijsheid om aan alle nieuwe ontdekkingen van de mens een meer menselijk karakter te geven. Want de toekomst van de wereld zou in gevaar komen, als er geen wijze mensen zouden opstaan" (GS 15).

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.