GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

25STE ZONDAG DOOR HET JAAR Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 22 september

25STE ZONDAG DOOR HET JAAR


Eerste Lezing

Wijsheid 2,12.17-20

Laten wij de rechtschapene belagen,
want hij is ons tot last
en hij verzet zich tegen wat wij doen.
Hij verwijt ons overtredingen van de Wet
en hij beschuldigt ons ervan
dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben.
Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn en ons overtuigen
van wat er bij zijn heengaan gebeurt.
Want als de rechtvaardige een zoon van God is,
dan zal die het voor hem opnemen
en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders.
Laten wij hem maar eens op de proef stellen
met niets ontziende folteringen,
om zijn zachtmoedigheid te leren kennen
en zijn geduld te toetsen.
Laten wij hem veroordelen
tot een vernederende dood:
er wordt toch over hem gewaakt,
zoals hij beweert.'

Psalmgezang

Psalm 54 (53)

Toch is het God, die mij helpt,
de Heer die mijn leven bewaart.

God, sta mij bij met uw Naam,
kom voor mij op met uw macht.
Luister, o God, naar mijn bede,
hoor wat mijn mond U zegt.

Overmoedigen vallen mij aan,
brutaal staan zij mij naar het leven,
zonder te denken aan God.
Toch is het God, die mij helpt,
de Heer die mijn leven bewaart.

Vergeld mijn bestrijders hun slechtheid,
breng hen ten val in uw trouw.
Offeren zal ik U dan van harte,
prijzen, o Heer, uw weldadige Naam.

Tweede Lezing

Jakobus 3,16-4,3

Want waar jaloezie en eerzucht heersen, daar treft men ook onrust en allerlei minderwaardige praktijken aan. De wijsheid van boven is vóór alles zuiver, maar ook vredelievend, vriendelijk, altijd voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en aan vruchten van goede werken, onpartijdig en oprecht. De vrucht van de gerechtigheid wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede stichten.
Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies uit voort? Toch alleen uit uw eigen hartstochten, die u niet met rust laten? U begeert wat u niet hebt. U moordt en u zet uw zinnen op wat u niet kunt krijgen. Dan gaat u vechten en strijden. U hebt niets, omdat u niet bidt. En als u bidt, krijgt u niets, omdat u verkeerd bidt, met de bedoeling namelijk om wat u krijgt, uit te geven voor uw eigen hartstochten.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 9,30-37

Ze gingen daar weg en trokken door Galilea. Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, want Hij was bezig met onderricht aan zijn leerlingen. Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd en valt in de handen van mensen. Ze zullen Hem doden, en drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan.' Ze begrepen dat woord niet, maar ze durfden Hem er ook niets over te vragen. Ze kwamen in Kafarnaüm. Thuis vroeg Hij hun: ‘Waar hadden jullie het onderweg toch over?' Maar ze zwegen, want ze hadden onderweg ruzie gehad over de vraag wie de grootste was. Hij ging zitten, riep de twaalf en zei hun: ‘Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen.' Hij haalde er een kind bij, zette het in hun midden, sloeg er zijn armen omheen en zei tegen hen: ‘Wie een van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij gezonden heeft.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

"De Mensenzoon wordt uitgeleverd en valt in de handen van mensen. Ze zullen Hem doden": het is de tweede keer dat Jezus de afloop van zijn reis naar Jeruzalem aan zijn leerlingen toevertrouwt. Maar alweer begrijpt geen van de leerlingen Jezus' hart en gedachten. Thuis vraagt Hij hen waar ze het onderweg over gehad hebben. Maar de evangelist schrijft dat "ze zwegen". Die stilte is het teken dat ze zich schamen voor wat ze onderweg hebben bediscussieerd. En terecht. De schaamte is de eerste stap naar de bekering. Ze komt voort uit de erkenning dat je ver van Jezus en het evangelie bent. Zonder dit woord blijven we gevangen zitten in onszelf en onze vertrouwde zekerheden.
De evangelist schrijft: "Hij ging zitten, riep de twaalf" en begon hun nogmaals het evangelie uit te leggen. Ieder van ons, elke gemeenschap moet regelmatig rondom het evangelie samenkomen om te luisteren naar het onderricht van de Heer, om zich te laten corrigeren en zijn hart en verstand te vullen met de gevoelens en de gedachten van Jezus. "Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen," zegt Jezus, en zo zet Hij de logica van de wereld op z'n kop. Degene die dient, is de eerste, niet degene die bevelen uitdeelt. Om ons dit perspectief duidelijk te maken, neemt Hij een kind, omhelst het en plaatst het midden in de groep leerlingen: het kind is niet alleen fysiek het middelpunt, maar ook het centrum van de aandacht, van bezorgdheid, van het hart. Dat kind - ofwel de kleinen, de zwakken, de armen - moet altijd centraal staan in de zorg van de christelijke gemeenschap. Jezus legt de reden daarvoor uit: "Wie een van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij". In de kleinen, de weerlozen, de zwakken, de armen, de zieken, in diegenen die door de maatschappij worden afgewezen en aan de kant geschoven, is Jezus aanwezig, meer nog, is de Vader zelf aanwezig.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.