GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

13DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van de eerste martelaren van de kerk van Rome onder keizer Nero.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 30 juni

13DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van de eerste martelaren van de kerk van Rome onder keizer Nero.


Eerste Lezing

Wijsheid 1,13-15; 2,23-24

want God heeft de dood niet gemaakt
en Hij vindt geen vreugde in de ondergang van hen die leven,
maar alles heeft Hij geschapen om te bestaan
en de schepselen in de wereld zijn heilzaam;
er is geen kruid bij dat verderf brengt
en de onderwereld heerst niet over de aarde,
want de gerechtigheid is onsterfelijk.
God heeft de mens immers geschapen
voor een onvergankelijk leven
en Hij heeft hem tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid gemaakt,
maar door de afgunst van de duivel
is de dood in de wereld gekomen
en de aanhangers van de duivel
zullen hem ondergaan.

Psalmgezang

Psalm 30 (29)

U zal ik loven, Heer,
want Gij hebt mij bevrijd.

U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd,
Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren.
Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost,
Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.

Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen,
en dankt zijn Naam die hoogverheven is.
Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang,
de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.

Heer, luister en ontferm U over mij, mijn God,
sta mij terzijde met uw hulp.
Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd.
U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.

Tweede Lezing

2 Korintiërs 8,7.9.13-15

Welnu, u munt reeds in zo veel opzichten uit, in geloof, welsprekendheid, kennis, in ijver op allerlei gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt; laat dan ook dit liefdewerk uitmuntend slagen! Want u kent de liefde die onze Heer Jezus Christus u heeft betoond: omwille van u is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u rijk zou worden door zijn armoede. Het is niet de bedoeling dat u door anderen te ondersteunen zelf in moeilijkheden komt. Er moet een zeker evenwicht zijn. Op het ogenblik vult uw overvloed hun gebrek aan, een andere keer zal hun overvloed uw gebrek verhelpen. Zo ontstaat het evenwicht waarover geschreven staat: Hij die veel had verzameld, had niet te veel, en hij die weinig had verzameld, kwam toch niet te kort.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 5,21-43

Toen Jezus weer met de boot naar de overkant gegaan was, verzamelde zich een grote menigte bij Hem. Dat was aan het meer. Daar kwam Jaïrus aan, een van de synagogebestuurders. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich aan zijn voeten en smeekte Hem dringend: ‘Mijn dochtertje is doodziek. Kom mee en leg haar de handen op, zodat ze gered wordt en in leven blijft.' Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem, en ze drongen tegen Hem op. Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan vloeiingen leed. Ze had veel te lijden gehad van allerlei dokters en alles uitgegeven wat ze had, en er geen baat bij gevonden; ze was er eerder op achteruitgegaan. Omdat ze over Jezus gehoord had, kwam ze door de menigte naar Hem toe en raakte van achteren zijn kleren aan. ‘Want', dacht ze, ‘als ik zijn kleren maar aanraak, zal ik gered worden.' Meteen droogde de bron van haar bloed op, en ze voelde aan haar lichaam dat ze van haar kwaal was genezen. Maar Jezus, die zelf meteen voelde dat er een kracht van Hem was uitgegaan, draaide zich in de menigte om en zei: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?' Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: ‘U ziet hoe de menigte tegen U opdringt, en U zegt: “Wie heeft Mij aangeraakt?” ' Maar Hij keek rond om de vrouw te zien die dat gedaan had. De vrouw werd bang en begon te beven, omdat ze wist wat er met haar gebeurd was. Ze kwam naar voren, wierp zich voor zijn voeten en vertelde Hem de hele waarheid. Maar Hij zei haar: ‘Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding; ga in vrede, en blijf van uw kwaal verlost.' Hij was nog niet uitgesproken of daar kwamen mensen uit het huis van de synagogebestuurder om hem te zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Wat valt u de meester nog lastig?' Maar Jezus, die opving wat er gezegd werd, zei tegen de synagogebestuurder: ‘Wees niet bang, heb maar vertrouwen.' Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de synagogebestuurder, en Hij zag de drukte van huilende en rouwende mensen. Hij ging naar binnen en zei: ‘Waarom die drukte en die tranen? Het kind is niet gestorven, het slaapt.' Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten, nam de vader en moeder van het kind en zijn metgezellen mee, en ze gingen het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte het kind bij de hand en zei haar: ‘Talita koem.' In vertaling betekent dat: Meisje, Ik zeg je, sta op. Meteen stond het meisje op en liep rond. Ze was twaalf jaar. Ze raakten buiten zichzelf van opwinding. Hij beval hun met nadruk dat niemand dit te weten zou komen, en Hij vroeg hun om haar eten te geven.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

Er bestaat een onlosmakelijke band tussen Jezus en de menigte. Zijn mede?dogen doet Hem leven te midden van de mensen, met hun vreugde en hun hoop, hun zorgen en hun angsten, zoals het Tweede Vaticaans Concilie het uitdrukt in Gaudium et Spes.
Het evangelie haalt uit deze menigte een man, Jaïrus, en een zieke, naamloze vrouw naar voren. Beiden, behoeftig en wanhopig, wenden zich tot Jezus. Jaïrus, een plaatselijke notabele, baant zich een weg door de menigte en smeekt Jezus op zijn knieën: "Mijn dochtertje is doodziek. Kom mee en leg haar de handen op, zodat ze gered wordt en in leven blijft". Hij is een rijk man, maar machteloos tegenover het kwaad. En Jezus gaat onmiddellijk "met hem mee". Hoe vaak herhaalt Hij niet aan de leerlingen dat de Vader in de hemel en Hij luisteren naar hen die met geloof bidden. Onderweg vindt de episode van de genezing van de vrouw met bloedingen plaats. Een vrouw die al twaalf jaar lang aan een bloeding lijdt, zonder dat de artsen iets hebben kunnen doen om haar te genezen, is wanhopig. Haar ziekte maakt haar onrein, daarom komt ze zonder de aandacht te trekken dichter bij Jezus om de zoom van zijn mantel aan te raken. Ze nadert hem van achter, om niet herkend te worden. En inderdaad, niemand merkt haar op. Behalve Jezus. De leerlingen zien niets anders dan een anonieme menigte. Jezus ziet. Liefde, zoals paus Benedictus XVI zei, is een hart dat ziet. Jezus voelt dat er een kracht van Hem is uitgegaan, zoals de evangelist schrijft. Liefde is altijd een kracht die naar buiten gaat en die anderen ertoe brengt om naar buiten te gaan, om de nood van anderen te lenigen.
Dit is wat er vervolgens gebeurt met de dochter van Jaïrus. Bij het nieuws dat het meisje dood is, legt Jaïrus zich neer bij het onvermijdelijke. Maar Jezus nodigt hem tot ontzetting van iedereen uit om de hoop niet te verliezen en Hem te volgen. Hij roept het kind - twaalf jaar oud, net zo lang als de vrouw aan bloedingen leed - bij zich: "Meisje, Ik zeg je, sta op"?- hetzelfde werkwoord dat gebruikt wordt voor de verrijzenis, Hij neemt haar bij de hand en trekt haar overeind. Jezus is het gelaat van Gods barmhartigheid die sterker is dan het kwaad en de dood.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.