2DE PAASZONDAG (BELOKEN PASEN)
Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.
Lees meer
2DE PAASZONDAG (BELOKEN PASEN)
Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.
Eerste Lezing
Handelingen 5,12-16
Door de handen van de apostelen gebeurden er vele tekenen en wonderen onder het volk. Eensgezind bevonden zij zich allen in de Zuilengang van Salomo. Geen buitenstaander durfde zich met hen in te laten, maar het volk sprak met grote waardering over hen. Steeds weer sloten zich mensen aan die in de Heer geloofden, grote groepen mannen en vrouwen; zelfs droeg men de zieken de straat op en legde hen daar neer op een bed of een matras, in de hoop dat wanneer Petrus voorbijkwam in ieder geval zijn schaduw op een van hen zou vallen. Ook de bevolking uit de steden rondom Jeruzalem stroomde in groten getale toe; ze brachten zieken mee en mensen die te lijden hadden van onreine geesten, en allen werden genezen.
Psalmgezang
Psalm 118
Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen.
Stammen van Israël dankt de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen
Herhaalt het dienaren van de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen!
De steen die de bouwers hebben versmaad
die is tot hoeksteen geworden.
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
wij zullen hem vieren in blijdschap.
Ach Heer, geef ons uw heil,
ach Heer, geef ons voorspoed.
Begeeft u in optocht met lovertakken,
tot bij de horens van het altaar.
Tweede Lezing
Openbaring 1,9-11.12-13.17-19
Ik, Johannes, uw broeder en uw deelgenoot in de verdrukking, en in het koninkrijk en de verwachting van Jezus, ik bevond mij op het eiland Patmos omwille van Gods woord en het getuigenis van Jezus. Ik raakte in geestvervoering op de dag van de Heer, en ik hoorde achter mij een stem, luid als een trompet, die riep: ‘Schrijf wat u ziet op in een boek, en stuur het aan de zeven gemeenten: Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea.' Ik keerde mij om, om te zien wie mij had aangesproken. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaars, en tussen de kandelaars iemand als een Mensenzoon, gekleed in een gewaad dat tot de voeten reikte, en met een gouden gordel om zijn borst. Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten. Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben het, de eerste en de laatste, de levende. Ik was dood, en zie, Ik leef tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. Schrijf op wat u gezien hebt, zowel wat nu is als wat hierna zal gebeuren.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Johannes 20,19-31
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!' Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. ‘Vrede', zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Na deze woorden ademde Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest', zei Hij. ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.'
Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.' Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.' Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!' Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.' Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!' Jezus zei: ‘Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.'
Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven. Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
Op deze tweede zondag van Pasen nodigt de kerk ons uit om de barmhartigheid van God te vieren, die haar hoogtepunt en bron vindt in het mysterie van Pasen. Het evangelie vertelt over het eerste en het tweede Pasen, als om de indeling van de tijd te markeren door de zondagen van toen tot op de dag van vandaag. In elke zondagsliturgie vindt de ontmoeting met de Verrezene plaats: "Jezus kwam. Ineens stond Hij in hun midden". Hij verschijnt niet, Hij komt. En zijn eerste woorden zijn een vredesgroet: "Vrede!", waarmee Hij verrijzenis en vrede onlosmakelijk met elkaar verbindt. Het is geen voor de hand liggende of gewoon rituele groet. Jezus legt meteen een verband met de wonden op zijn lichaam, zoals de evangelist opmerkt: "Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde". Er is geen Pasen zonder wonden en wij gelovigen zouden daaraan kunnen toevoegen dat er geen wonden zijn zonder Pasen, zonder verrijzenis. Als we de vele wonden van de ontelbare gekruisigden opsommen, kunnen we niet anders dan beginnen met de oorlogen. Het evangelie volgens Johannes vertelt na de eerste zondag over de volgende zondag, als ook de apostel Tomas aanwezig is, die het verslag van de eerste paasdag niet had geloofd. Hij is geen slechte leerling, integendeel, hij is edelmoedig. Toen hij een paar dagen eerder mee naar Lazarus ging, die ernstig ziek was, zei hij in naam van allen: "Laten wij ook maar gaan, dan kunnen we samen met Hem sterven". Hij is echter te zeker van zichzelf, van zijn overtuigingen, zozeer zelfs dat hij anderen die hem vertellen dat ze de verrezen Heer hadden gezien, antwoordt: "Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet". Wij verschillen niet zoveel van Tomas, zeker als we zijn van onszelf, van onze gevoelens. Ook wij hebben er, net als hij, behoefte aan om de Heer opnieuw te ontmoeten, om Hem te horen, om Hem te zien, om Hem aan te raken en om Pasen te ervaren. Jezus zelf komt naar ons toe, ook vandaag, om ons te zeggen: "Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig". Voor de door de wonden van het kruis getekende Jezus belijdt Tomas zijn geloof: "Mijn Heer! Mijn God!". Het is een geloofsbelijdenis die nog nooit iemand eerder had gedaan, zelfs Petrus niet. En Jezus richt zich tot hem en tot alle leerlingen, ook tot ons, met de woorden: "Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen". Het is de laatste zaligspreking van het evangelie. En de eerste voor ons. Na Pasen komt het geloof voort uit het luisteren naar het woord van God en het zien en aanraken van de wonden van de mensen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.