GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

5DE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 6 april

5DE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD


Eerste Lezing

Jesaja 43,16-21

Zo spreekt de Heer,
die een weg in de zee legt,
en in machtige wateren een pad,
die wagens en paarden
en heel de macht van het leger liet uitrukken:
nu liggen zij alsof zij nooit meer opstaan,
gedoofd en als een vlaspitje uitgegaan.
Gedenk niet langer wat vroeger gebeurd is
en geef niet al uw aandacht aan wat eens is geschied;
zie, Ik ga iets nieuws maken,
het is al aan het kiemen, weet u dat niet?
Ik ga een weg leggen in de woestijn,
en rivieren in het dorre land.
Wilde dieren zullen Mij verheerlijken,
jakhalzen en struisvogels;
want Ik geef water in de woestijn,
rivieren in het dorre land,
om mijn uitverkoren volk te laven.
Het volk dat Ik voor Mij heb gevormd,
zal mijn lof verkondigen.

Psalmgezang

Psalm 126

Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.

De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.

Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed.
daarom zijn wij zo blij.

Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.

Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
Maar keren zingend weer,
beladen met hun schoven.

Tweede Lezing

Filippenzen 3,8-14

Sterker nog, ik beschouw alles als verlies, want het kennen van mijn Heer Christus Jezus gaat alles te boven. Om Hem heb ik alles prijsgegeven, en ik beschouw alles als vuilnis als het erom gaat Christus te winnen en één te zijn met Hem; mijn gerechtigheid steunt niet op de wet maar op het geloof in Christus: zij komt van God en steunt op het geloof. Ik wil Christus kennen, de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap met zijn lijden; ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn dood om eens te mogen komen tot de opstanding uit de doden. Niet dat ik dat alles al bereikt heb of al volmaakt ben! Maar ik streef er vurig naar het te grijpen, gegrepen als ik ben door Christus Jezus. Nee, broeders en zusters, ik beeld mij niet in dat ik het al in mijn bezit heb. Alleen dit: vergetend wat achter me ligt en me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping, die God in Christus Jezus tot mij richt.

Evangelie

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Johannes 8,1-11

terwijl Jezus naar de Olijfberg ging. Maar in de vroegte was Hij alweer in de tempel en heel het volk stroomde naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen. Nu kwamen de schriftgeleerden en de farizeeën aanzetten met een vrouw die betrapt was op echtbreuk. Ze brachten haar voor Hem en zeiden: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op echtbreuk. Mozes heeft ons in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen. Hoe staat U daar tegenover?' Met deze vraag wilden ze Hem op de proef stellen, om te zien of ze een aanklacht tegen Hem konden indienen. Maar Jezus bukte zich om met zijn vinger op de grond te schrijven. Toen ze op een antwoord bleven aandringen, keek Hij op en zei: ‘Wie van u zonder zonde is, moet dan maar als eerste een steen op haar werpen.' En weer bukte Hij zich om op de grond te schrijven. Zij echter trokken na die woorden weg, de een na de ander, te beginnen met de oudsten, zodat Hij alleen achterbleef met de vrouw daar vóór Hem. Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?' ‘Nee Heer, niemand', antwoordde ze. Waarop Jezus zei: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Homilie

Het evangelie van deze zondag begint met de herinnering aan de dagen en nachten van Jezus vóór zijn lijden. De ontmoeting met de overspelige vrouw vindt waarschijnlijk in deze context plaats. Jezus wordt geconfronteerd met schriftgeleerden en farizeeën die stenen in hun handen hadden en al klaar stonden om die naar de vrouw te gooien. Hij bukt zich en begint "met zijn vinger op de grond te schrijven". We weten niet wat Jezus schreef, maar we kunnen ons wel de irritatie van de farizeeën voorstellen die niets liever willen dan dat Jezus de vrouw haar doodvonnis bevestigt. In plaats daarvan richt Jezus zijn hoofd op en spreekt een vonnis uit dat de aanwezigen onmiddellijk begrijpen: " Wie van u zonder zonde is, moet dan maar als eerste een steen op haar werpen". En Hij buigt zich weer voorover om op de grond te schrijven. Hij refereert niet aan de wet, maar wil dat iedereen zijn zonden erkent. Hij wil niet alleen een leven redden, maar ook het instinct ontmaskeren om anderen te beschuldigen en zichzelf te redden. Dat instinct is vandaag de dag nog steeds in ieder van ons aanwezig is. We kunnen het ook zien in deze conflictueuze tijdgeest, die de oorlog niet alleen rechtvaardigt, maar ook beschouwt als een instrument van gerechtigheid en vrede. Het is zoals die stenen die de omstanders in hun handen hielden en waarmee ze wilden gooien, om te doden, niet om te redden. Jezus' woorden en houding redden de vrouw van de steniging en ontwapenen de gewelddadige handen van de schriftgeleerden en farizeeën. Allen, zo schrijft de evangelist, "trokken na die woorden weg, de een na de ander, te beginnen met de oudsten". Laten we bidden dat dit ook in deze tijd het geval zal zijn: laat de wapens zwijgen en de dialoog voor vrede tot stand komen. Dat gebeurde op die dag immers ook. Toen alle geweldenaars weg waren, hervat Jezus het gesprek. Het woord van God neemt het over. Dat woord is het enige dat het geweld en de oorlog, die onschuldige slachtoffers blijven eisen, kan verslaan. Het is een woord van redding: "Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?". En als haar blik de liefdevolle blik van Jezus voor haar kruist, antwoordt ze eenvoudig: "Nee Heer, niemand". En Jezus: "Ik veroordeel u ook niet". Jezus, de enige rechtvaardige die zijn hand had kunnen opheffen en een steen had kunnen werpen, bevrijdt de overspelige vrouw van de zonde en geeft haar een nieuw leven, met de opdracht om daar verantwoord mee om te gaan: "Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer". Haar wordt gevraagd de liefde niet langer te verraden en zich toe te wijden aan de weg waarop Jezus haar heeft gezet - een weg van barmhartigheid en vergeving. We kunnen ons allemaal in die vrouw herkennen: hoe vaak hebben ook wij de liefde van Jezus verraden op zoek naar andere liefdes, misschien zelfs alleen maar de liefde voor onszelf die ons zo gemakkelijk het evangelie, onze broers en zussen en de armen doet vergeten? Die overspelige vrouw doet ons beseffen hoe kostbaar de genade is om voor Jezus te mogen staan: we kunnen allemaal opnieuw ontdekken hoeveel de Heer van ons houdt. Laten we in deze dagen, nu we ons voorbereiden op de week van Jezus' lijden, dood en verrijzenis, onze ogen niet van Hem afhouden. Laten we zijn blik toelaten en ons ondervragen. We zullen ontdekken dat Jezus onze liefde en ons gezelschap nodig heeft.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.