Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Hosea 14,2-10
Bekeer u, Israël, tot de Heer uw God,
want over uw schuld bent u gestruikeld.
Kom met uw woorden als gave,
bekeer u tot de Heer en zeg Hem:
‘U vergeeft toch alle schuld;
aanvaard ook onze goede wil:
wij zullen onze woorden als offerdieren geven.
Assur kan ons niet redden;
wij zullen niet op paarden rijden
en tegen het maaksel van onze handen
zeggen wij nooit meer: ‘Onze God.'
Bij U vindt de wees immers ontferming.
Ik wil hen van hun ontrouw genezen
en hun van harte mijn liefde schenken.
Mijn toorn heeft zich van hem afgewend.
Ik wil voor Israël zijn als de dauw:
als een lelie zal hij gaan bloeien
en hij zal wortels schieten, als op de Libanon.
Zijn scheuten lopen uit,
zijn luister evenaart die van de olijfboom,
zijn geur die van de Libanon.
Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten;
zij zullen koren kunnen verbouwen,
zij zullen bloeien als de wingerd
en vermaard zijn als de wijn van de Libanon.
Wat heb Ik dan nog met de afgoden te maken, Efraïm?
Ik ben het die hem verhoort en die naar hem omziet.
Ik ben als een altijd groene cypres:
aan Mij zijn uw vruchten te danken.
Wie heeft zoveel inzicht dat hij dit beseft,
wie is zo verstandig dat hij dit inziet?
Inderdaad, de wegen van de Heer zijn recht,
de rechtschapenen bewandelen die,
maar rebellen komen er ten val.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De veertigdagentijd is de tijd van terugkeer. Dit wordt ook duidelijk door deze bladzijde uit de profeet Hosea, die Israël vermaant: "Bekeer u, Israël, tot de Heer uw God, want over uw schuld bent u gestruikeld". Het is een gunstige tijd om terug te keren tot onszelf en opnieuw te begrijpen hoe groot de barmhartigheid van de Heer is, hoe beslissend zijn woord is voor ons leven. Als je luistert naar de heilige Schrift begrijp je je zonde beter en leer je hoe je je tot de Heer kan richten. De profeet roept het volk op: "Kom met uw woorden als een gave, bekeer u tot de Heer". Hij geeft aan hoe wij kunnen terugkeren: plaats maken in je geest en in je hart voor het woord van God. De zonde begint haar weg wanneer wij niet meer luisteren naar het woord van God en liever andere woorden horen. Hosea maakt dit duidelijk aan de Israëlieten wanneer hij hun de woorden op de lippen legt om tegen God te zeggen: "Assur kan ons niet redden; wij zullen niet op paarden rijden en tegen het maaksel van onze handen zeggen wij nooit meer: 'Onze God.'". De terugkeer naar God, die de profeet vraagt en die deze tijd van ons vraagt, betekent naast de Heer gaan staan en naar Hem luisteren. En Hij herhaalt: "Ik wil hen van hun ontrouw genezen en hun van harte mijn liefde schenken. Mijn toorn heeft zich van hem afgewend". De Heer lijkt al tevreden met enkel onze liefdevolle nabijheid. Er is slechts weinig voor nodig om Hem zich over ons te laten ontfermen en ons te vervullen met zijn vriendschap.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.