Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Deuteronomium 4,1.5-9
Luister nu, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer, en handel daarnaar. Dan zult u leven in, en bezit gaan nemen van, het land dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt. Ik heb u nu de voorschriften en bepalingen geleerd, zoals de Heer uw God mij heeft opgedragen. Handel ernaar in het land dat u in bezit gaat nemen en breng ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: “Dat machtige volk is wijs en verstandig.” Is er soms een andere grote natie bij wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is, zo vaak als wij Hem aanroepen? Of is er een andere grote natie die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de Wet die ik u heden geef? Wees dus op uw hoede en zorg ervoor dat u niet vergeet wat u met eigen ogen gezien hebt. Laat dat uw leven lang niet uit uw gedachten gaan en geef het door aan uw kinderen en kleinkinderen:
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De auteur van het boek Deuteronomium heeft net enkele feiten aangehaald over de weg van Israël in de woestijn en wil het volk bewust maken van zijn roeping in de wereld. Hij herinnert het hele volk Israël aan zijn eerste opdracht: luisteren naar de Heer. "Luister!" zegt Mozes tot de Israëlieten. Het is geen morele aansporing. Het luisteren naar God is voor Israël een essentieel onderdeel van het verbond. God daalt af uit de hemel en spreekt tegen de Israëlieten om hen tot zijn eigen volk te maken. En de belofte van het verbond is het besluit van God om te blijven spreken tot zijn volk, dat zijn volk blijft voor zover het blijft luisteren. Na de uittocht uit Egypte blijft Hij hen met zijn aanwezigheid en zijn woord leiden en schenkt hun de overwinning te midden van de naties. De Torah, de wet, vormt Israëls schat van wijsheid, Gods getuige onder de mensen. Iedere Israëliet moet deze wijsheid van het geloof doorgeven aan de volgende generaties die volgen; zo zal de heilsgeschiedenis een inspiratiebron zijn voor de generaties die op elkaar volgen. De kern van deze tekst, die hen als een rode draad zal blijven vergezellen tijdens hun tocht, ligt in de bevestiging die Mozes verwoordt in de vorm van een vraag: "Is er soms een andere grote natie bij wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is, zo vaak als wij Hem aanroepen?". De wet naleven is, zowel toen als nu, enkel mogelijk als vrij antwoord aan God, die ons uit liefde gekozen heeft en die ons aan zich wil binden en aan zijn plan van redding voor de wereld.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.