Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Sirach 6,5-17
Vriendelijke taal maakt overal vrienden
en een hoffelijke tong krijgt overal een welwillend antwoord.
Laat velen met jou in vrede leven,
maar laat slechts één op de duizend je raadsman zijn.
Als je iemand tot je vriend wilt maken,
stel hem dan eerst op de proef
en vertrouw hem niet te snel.
Menigeen is je vriend zolang het hem goed uitkomt,
maar hij blijft niet trouw op de dag van de tegenslag.
Menigeen is je vriend, maar wordt je vijand
en brengt tot je schande de ruzie op straat.
Menigeen is je vriend en zit met je aan tafel,
maar hij blijft niet trouw op de dag van de tegenslag.
In goede tijden staat hij aan je kant
en gaat hij vertrouwelijk met je bedienden om.
Maar gaat het slecht met je, dan keert hij zich tegen je
en laat hij zich niet meer bij je zien.
Houd vijanden op afstand
en wees op je hoede voor je vrienden.
Een trouwe vriend is een machtige schutsmuur;
wie hem vindt, heeft een schat gevonden.
Een trouwe vriend is niet te betalen:
het heeft een waarde waar niets tegen opweegt.
Een trouwe vriend is een levenskruid;
wie de Heer vrezen, zullen het vinden.
Wie de Heer vreest, houdt zijn vriendschap ongekreukt,
want zoals hij zelf is, is ook zijn naaste.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Sirach geeft ons een beschrijving van wat vriendschap is, die ons helpt om onze relaties met onze naasten volgens de Bijbel te beleven. De tekst wijst op een eigenschap van vriendschap die te maken heeft met spreken: "Vriendelijke taal maakt overal vrienden". Hardvochtigheid en onvriendelijkheid daarentegen zullen nooit vriendschap opbouwen. Wijs is de aansporing om met iedereen in vrede te leven, "maar laat slechts één op de duizend je raadsman zijn". Er bestaat inderdaad verscheidenheid in vriendschappen, maar dat betekent geen afstand of minachting, want al onze relaties moeten uitgaan van de wil om met iedereen in vrede te leven. Er bestaat een zekere vermoeidheid in het opbouwen van vriendschap, die vooral in moeilijke tijden op de proef wordt gesteld: " Menigeen is je vriend en zit met je aan tafel, maar hij blijft niet trouw op de dag van de tegenslag. In goede tijden staat hij aan je kant [...], maar gaat het slecht met je, dan keert hij zich tegen je en laat hij zich niet meer bij je zien". Maar de tekst eindigt met een lofzang op de "trouwe vriend", die "niet te betalen" is, een "machtige schutsmuur", een "schat" en een "levenskruid". Vriendschap vraagt tijd en aandacht. Jezus zelf noemt zijn leerlingen "vrienden" en niet langer "dienaren", en Abraham en Mozes worden vrienden van God genoemd. De passage koppelt trouwe en ware vriendschap aan de "vrees voor de Heer": "Wie de Heer vreest, houdt zijn vriendschap ongekreukt". Staand voor God zal ieder van ons de wijsheid ontvangen om in vriendschap te leven en relaties met anderen aan te gaan. Vriendschap is het grote medicijn om ons van onze eenzaamheid te genezen en ons egocentrisme te overwinnen, omdat vriendschap ons kneedt naar de menselijkheid van God, die de vriend is van de mensen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.