GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de kerk
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de kerk
Donderdag 27 februari


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Sirach 5,1-8

Vertrouw niet op je bezittingen
en zeg niet: ‘Ik kan mij er wel mee redden.'
Laat je niet meeslepen
door je eigen zin en je kracht
om te wandelen volgens de begeerten van je hart.
Zeg niet: ‘Wie zal mij commanderen?'
Weet wel: de Heer bestraft dat zwaar.
Zeg niet: ‘Ik heb gezondigd,
maar is mij nu iets overkomen?'
Weet wel: de Heer is toegevend.
Over de verzoening moet je niet zo luchthartig zijn
dat je zonde op zonde gaat stapelen.
Je moet ook niet zeggen:
‘Zijn medelijden is groot;
Hij zal mij mijn vele zonden wel vergeven.'
Let wel: er is bij Hem zowel medelijden als toorn,
en op de zondaars werkt Hij zijn kwaadheid uit.
Blijf niet wachten met je terugkeer tot de Heer
en stel die niet uit van dag tot dag,
want de toorn van de Heer komt plotseling los
en in het uur van de bestraffing ga je te gronde.
Vertrouw niet op oneerlijk verkregen bezit,
want het helpt je niet op de dag van de rampspoed.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Er staan een aantal negatief geformuleerde geboden in deze tekst. Dat is een van de gebruikelijke manieren waarop het woord van God, vooral in de wijsheidsboeken, de lezer richting wil geven. Zo zijn soms ook de geboden die we vinden in de wetgevende teksten van de Pentateuch. De passage opent met een uitnodiging die later herhaald wordt en die betrekking heeft op de rijkdom: "Vertrouw niet op je bezittingen". In vers 8 wordt dat: "Vertrouw niet op oneerlijk verkregen bezit". De Bijbel waarschuwt ons vaak om niet op rijkdom te vertrouwen. Jezus leerde het zijn leerlingen in de zaligsprekingen: "Wee jullie, rijken" (Lc 6, 24). Vertrouwen op rijkdom is nauw verbonden met hoogmoed ("Ik kan mij er wel mee redden"), waardoor mensen zelfverzekerd, arrogant en als meesters over alles gaan leven. "Zeg niet: Wie zal mij commanderen?'". Hier wordt verwezen naar gelegenheden waarin we de zonde als iets normaals zijn gaan beschouwen, zonder belang en zonder consequenties. "Zeg niet: 'Ik heb gezondigd, maar is mij nu iets overkomen?'". Op die manier wordt Gods vergeving als vanzelfsprekend beschouwd, een soort vergunning waar van onze kant niets tegenover staat. Soms raken we gewend aan de zonde, in de gewoonte om onszelf te herhalen of in de overtuiging dat de Heer "mijn vele zonden wel zal vergeven". In plaats daarvan vermaant Sirach: "Blijf niet wachten met je terugkeer tot de Heer en stel die niet uit van dag tot dag". De bekering van ons hart uitstellen is misleidend, maar helaas is het zo gemakkelijk om te herhalen dat er altijd nog wel tijd is. Als het woord van God je oproept om je te bekeren, moet je die bekering niet uitstellen. Het is een slechte dienst die je jezelf bewijst om niet naar de Heer te luisteren die je de mogelijkheid biedt om je leven te veranderen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.