FEEST VAN DE OPDRACHT VAN JEZUS IN DE TEMPEL
Gedachtenis van de twee bejaarden, Simeon en Hanna, die vol vertrouwen op de Heer wachtten. Gebed voor de ouderen. Gedachtenis van de centurio Cornelius, de eerste niet-joodse bekeerling, die door Petrus werd gedoopt.
Lees meer
FEEST VAN DE OPDRACHT VAN JEZUS IN DE TEMPEL
Gedachtenis van de twee bejaarden, Simeon en Hanna, die vol vertrouwen op de Heer wachtten. Gebed voor de ouderen. Gedachtenis van de centurio Cornelius, de eerste niet-joodse bekeerling, die door Petrus werd gedoopt.
Eerste Lezing
Maleachi 3,1-4
Zie, Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen.
Plotseling zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die u zoekt, de bode van het verbond, naar wie u met vreugde uitkijkt. Zie, Hij komt – zegt de Heer van de machten.
Maar wie verdraagt de dag van zijn komst? Wie blijft er staande, als Hij verschijnt?
Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers.
Hij zal zijn als iemand die het zilver smelt en reinigt: de Levieten reinigt en loutert Hij, als goud en zilver. Dan zullen zij de Heer weer hun offergaven brengen zoals het hoort.
Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer bevallen, evenals in de dagen van weleer, in de vroegere jaren.
Tweede Lezing
Hebreeën 2,14-18
Omdat ‘de kinderen' mensen zijn van vlees en bloed, heeft Hij ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen, en hen te bevrijden die door de vrees voor de dood heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen van wie Hij zich het lot aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om een barmhartig en getrouw hogepriester te worden bij God en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 2,22-40
Toen de tijd gekomen was dat zij zich volgens de wet van Mozes moesten reinigen, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan te bieden aan de Heer, zoals in de wet van de Heer geschreven staat: Al het mannelijke dat de moederschoot opent, zal de Heer worden toegewijd, en om een offer te brengen, volgens de wet van de Heer: een koppel tortels of twee jonge duiven. Daar in Jeruzalem woonde een zekere Simeon; het was een rechtvaardige en vrome man; hij verwachtte de vertroosting van Israël en op hem rustte heilige Geest. Door de heilige Geest was hem geopenbaard dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Messias van de Heer had gezien. Door de Geest geleid ging hij naar de tempel. Toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij Hem in zijn armen en loofde God met de woorden: ‘Nu, Meester, laat U,
zoals U gezegd hebt,
uw knecht in vrede gaan;
want mijn ogen hebben uw heil gezien,
dat U ten aanschouwen van alle volken hebt toebereid,
een licht dat een openbaring zal zijn voor de heidenen
en een glorie voor uw volk Israël.'
Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er van Hem gezegd werd. Simeon zegende hen en zei tegen zijn moeder Maria: ‘Deze jongen zal velen in Israël ten val brengen of laten opstaan. Hij zal een omstreden teken zijn – ook door uw ziel zal een zwaard gaan – en zo zal onthuld worden wat er in veler harten omgaat.' Ook was daar de profetes Hanna, een dochter van Penuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; na haar meisjesjaren was ze zeven jaar getrouwd geweest en daarna weduwe gebleven; nu was ze vierentachtig. Ze was altijd in de tempel en diende God dag en nacht met vasten en bidden. Juist op dit moment voegde ze zich bij hen; ze loofde God en sprak over de jongen tegen allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alles hadden gedaan wat de wet van de Heer bepaalt, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. De jongen groeide op en werd steeds sterker, omdat Hij vervuld werd van wijsheid en door God rijkelijk werd begunstigd.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
Veertig dagen zijn verstreken sinds Kerstmis, en de kerk viert het feest van Jezus' opdracht in de tempel. Jezus wordt voorgesteld als het licht voor de volkeren. De Heer komt om ons leven en dat van de wereld te verlichten. Terwijl zoveel duisternis het hart van de mensen nog omhult, toont de liturgie ons de Heer, een kind nog, dat zijn volk ontmoet. Wie herkent Hem? Het evangelie spreekt van een oude man, Simeon, die "de vertroosting van Israël verwachtte", en die zich dus niet heeft neergelegd bij de duisternis in de wereld. Hij is oud, maar hij laat zich door de Geest leiden, zoals het evangelie opmerkt. Hij was er zeker van dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias, de Christus, zou zien. In zijn ouderdom laat Simeon zich leiden door een profetie: hij heeft een aandachtig en waakzaam hart, hij wentelt zich niet in zijn eigen beklag, zoals wij doen, ook al zijn wij minder oud. Als hij het kind ziet, neemt hij het in zijn armen en zingt hij al zijn verwondering uit: "Nu, Meester, laat U, zoals U gezegd hebt, uw knecht in vrede gaan; want mijn ogen hebben uw heil gezien". Simeons ogen zijn verlicht door dat kind. Het licht van Jezus neemt de schaduw van de angst voor de dood weg en Simeon, die zich vol van dagen voelt, kan sereen zijn dood tegemoet kijken. En hij profeteert aan Maria dat dat kind "een omstreden teken" zal zijn: Hij zal iedereen vragen om zijn leven te veranderen. Er zullen er zijn die Hem verwelkomen in vreugde en er zullen er zijn die zich tegen Hem verzetten en zo zichzelf verliezen. Dan is er het getuigenis van Hanna, een weduwe en bejaarde vrouw van vierentachtig. Ze leefde in de tempel, in gebed. Ook zij herkent in het kind de Messias en vanaf dat moment begint zij dit goede nieuws aan de mensen in de tempel te verkondigen. De ontmoeting tussen Gods Zoon en zijn volk verloopt ook via twee ouderen. De nederige Simeon en de weduwe Hanna herkennen Hem, verwelkomen Hem en tonen zijn licht. De een verwoordt zijn dankbaarheid en kan zijn leven in sereniteit afsluiten, de ander begint "tegen allen over de jongen te spreken". In die ontmoeting kan alles veranderen. Net zoals het leven van die twee ouderen veranderde. Zij gaan ons vandaag voor als meesters in het geloof.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.