GEBED IEDERE DAG

Gebed op de vigilie
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de vigilie
Zaterdag 1 februari


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Hebreeën 11,1-2.8-19

Het geloof is de vaste grond voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij niet zien. Om hun geloof werden de ouden met ere vermeld. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is. Door het geloof heeft ook Sara, die onvruchtbaar was, de kracht ontvangen om ondanks haar hoge leeftijd nog moeder te worden, omdat ze Hem die de belofte had gedaan, betrouwbaar achtte. Daarom is ook uit één man, die totaal was afgeleefd, een nageslacht ontsproten, talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd. Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Isaak ten offer gebracht. Hij stond op het punt om zijn enige zoon te offeren, en dat terwijl hij de beloften had ontvangen en tegen hem gezegd was: Zij die van Isaak afstammen, zullen gelden als uw nageslacht. Want hij was ervan overtuigd dat God zelfs de macht heeft om doden tot leven te wekken; daarom heeft hij zijn zoon ook teruggekregen, bij wijze van voorafbeelding.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Hebreeënbrief dompelt de lezer onder in de lange geschiedenis van het geloof, die begon in de oudheid, en maakt hem er als het ware deel van. De lange lijst helpt de lezer om de rijkdom van deze geschiedenis te vatten en niet te vergeten. Geloof - zoals de auteur het omschrijft - is geen abstracte oefening, maar "de vaste grond voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij niet zien". Geloof is de zekerheid dat wij nu reeds dat "beter vaderland" bezitten waarheen wij op weg zijn (13.16). Het geloof maakt dat wij reeds bezitten wat wij hopen, zozeer dat het het bewijs is van wat wij niet zien. Bovendien merkt de auteur op: "Door het geloof erkennen wij dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, en wel zo dat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare" (3). De zichtbare dingen, de schepping en de wereld, werden geschapen door het woord, dat onzichtbaar is, maar dat niettemin de kracht heeft om zichtbare en onzichtbare dingen in de wereld te brengen. De geschiedenis van de gelovigen is begonnen door het geloof, te beginnen met dat van Abel, die God een offer bracht dat kostbaarder was dan dat van Kaïn, en vervolgens Henoch, Noach, om zo bij Abraham uit te komen, bij wie de brief uitvoeriger dan bij de voorgaanden stilstaat. Want hij is de gelovige bij uitstek, ja, de vader van alle gelovigen; hij gehoorzaamde zonder aarzelen aan Gods oproep en verliet zijn eigen land om te gaan naar het land dat hem door God was beloofd. Het was geen blinde gehoorzaamheid, maar een keuze in het volste vertrouwen op de standvastigheid van Gods woord. Uit Abrahams geloof is "een nageslacht ontsproten, talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee", dat is de schare gelovigen die op God vertrouwt en die leeft in de verwachting van het vaderland dat Hij hun heeft beloofd en waarvan zij nu reeds een voorsmaak hebben. Zij zijn het die in feite "in geloof zijn gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd". Voor hen heeft de Heer een stad bereid. Daarom kunnen de christenen met de brief aan Diognetus zeggen: "Zij leven in hun vaderland, maar als vreemdelingen; zij nemen aan alles deel als burgers en staan overal los van als vreemdelingen. Elk vreemd vaderland is hun vaderland, en elk vaderland is hun vreemd".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.