Gedachtenis van Modesta, een dakloze vrouw die in 1983 in station Termini in Rome overleed nadat haar hulp geweigerd was omdat ze vuil was. Met haar gedenken we al diegenen die dakloos en zonder hulp op straat sterven. Lees meer
Gedachtenis van Modesta, een dakloze vrouw die in 1983 in station Termini in Rome overleed nadat haar hulp geweigerd was omdat ze vuil was. Met haar gedenken we al diegenen die dakloos en zonder hulp op straat sterven.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hebreeën 10,32-39
Denk aan de dagen van vroeger, toen u het licht hebt ontvangen en een zware en smartelijke strijd moest doorstaan. U werd voor het oog van de wereld gehoond en onderdrukt, of u was begaan met hen die zo behandeld werden. Want u hebt meegeleden met de gevangenen, u hebt de roof van uw bezit blijmoedig verdragen, in het besef dat u beschikt over een waardevoller en blijvend bezit. Gooi dat vertrouwen nu niet overboord, het wordt zo rijk beloond! Wat u nodig hebt is volharding, om Gods wil te doen en de belofte binnen te halen. Immers, nog een heel korte tijd,
en Hij die komen moet,
zal komen, zonder uitstel.
Mijn rechtvaardige zal door geloof leven,
maar wie terugdeinst kan Mij niet behagen.
Maar wij behoren niet tot hen die terugdeinzen en verloren gaan, maar tot hen die geloven en het leven winnen.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hier begint het derde deel van de brief aan de Hebreeën. De auteur wil de christenen aansporen om standvastig te zijn en te volharden in het christelijk leven. Het was een bijzonder moeilijke tijd voor de christelijke gemeenschappen van die tijd, die talloze vijandelijkheden te verduren hadden. Sommigen gingen zich blijkbaar terughoudend opstellen, of hun getuigenis was afgezwakt, misschien omdat ze individualistischer waren gaan leven en dus minder zinvol en minder profetisch geworden waren. De auteur herinnert deze christenen aan de vurigheid die zij bij hun bekering aan de dag legden, toen zij moedig elk offer trotseerden om van het evangelie te getuigen. Niet alleen deinsden zij niet terug voor moeilijkheden en gevaren, maar zij trotseerden die gezamenlijk en "blijmoedig". De auteur herinnert de christenen aan toen zij "voor het oog van de wereld gehoond en onderdrukt" werden en een diepe solidariteit met elkaar ervoeren: "U hebt meegeleden met de gevangenen, u hebt de roof van uw bezit blijmoedig verdragen, in het besef dat u beschikt over een waardevoller en blijvend bezit". De auteur spoort ons aan om de deugd van de standvastigheid te herontdekken en dus te volharden in de navolging van het evangelie en de parresia niet op te geven, dat vertrouwen op God dat de ware kracht van de gelovige is en hem in staat stelt stand te houden, zelfs in een wereld die vijandig staat tegenover het evangelie. Luiheid en vermoeidheid dreigen ons op te sluiten in het hier en nu en onze verwachting van de komst van de Heer te temperen. Zonder verwachting vervliegt de hoop en dus ook ons engagement voor een betere wereld. Zonder verwachting dooft de noodzaak uit om te bidden en ons in te zetten, terwijl wij gemakkelijk bezwijken voor het individualisme en de mentaliteit van onze wereld.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.