Gedachtenis van de dood van Gandhi, die in 1948 in New Delhi werd vermoord. Met hem gedenken wij allen die in naam van de geweldloosheid bewerkers van vrede zijn. Lees meer
Gedachtenis van de dood van Gandhi, die in 1948 in New Delhi werd vermoord. Met hem gedenken wij allen die in naam van de geweldloosheid bewerkers van vrede zijn.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hebreeën 10,19-25
Broeders en zusters, door het bloed van Jezus hebben wij vrije toegang gekregen tot het heiligdom. Hij heeft voor ons een nieuwe, levende weg gebaand door het voorhangsel heen, dat is zijn aardse gestalte. We hebben nu een verheven hogepriester die over het huis van God is aangesteld. Laten we dus naderen, maar met een oprecht hart en een vast geloof, met een hart dat door de besprenkeling vrij is van schuldbesef, met een lichaam dat gewassen is met zuiver water. Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar. Laten we elkaar in het oog houden om elkaar aan te sporen tot liefde en goede werken. Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoonlijk doen; laten we elkaar moed inspreken, en dit temeer naarmate u de grote dag dichterbij ziet komen.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Nadat hij zijn leerstelling van Jezus als hogepriester heeft afgerond, herinnert de auteur de gelovigen aan de consequenties die zij moeten trekken. Vereniging met het "vlees" van Christus, met zijn lichaam, laat ons toe in het heiligdom waar Hij is binnengegaan. Gemeenschap met het lichaam van Christus betekent directe gemeenschap met God en dus met alle broers en zussen. De auteur gebruikt de Griekse term parresia, wat vertaald wordt als "oprecht hart". In het oude Griekenland stond het recht op parresia gelijk aan het recht om een volwaardig burger van de stad te zijn en vrijuit te kunnen spreken. In de gemeenschap van gelovigen betekent het de vrijheid om God aan te spreken zonder tussenpersonen, en dus tot Hem te kunnen spreken met het volledige vertrouwen van kinderen. Het is de weg die Jezus ons gewezen heeft en waartoe de Brief ons aanspoort om hem te gaan zonder angst: "Laten we dus naderen, maar met een oprecht hart en een vast geloof, met een hart dat door de besprenkeling vrij is van schuldbesef, met een lichaam dat gewassen is met zuiver water". Leven in gemeenschap, deelnemen aan de liturgie, leven in broederlijkheid, in liefde voor de allerarmsten, in onze inzet voor een sereen leven voor iedereen, dat alles betekent de weg gaan die Jezus voor ons heeft geopend. Daarom vraagt de Brief de gelovigen aan om elkaar "aan te sporen tot liefde" en om vrijgevig te zijn in "goede werken". En diegenen die wegblijven van de gemeenschappelijke bijeenkomsten worden gewaarschuwd dat ze zich daarmee distantiëren van het heiligdom en van God zelf. Het gevaar van afvalligheid, dat wil zeggen van het verlaten van het geloof, is niet zozeer een theoretische zaak, maar een zaak van het hart. We worden gewaarschuwd dat verlating over het algemeen niet plotseling gebeurt; het begint met afspraken niet nakomen, zich in stilte hullen en zo langzaam afglijden naar een breuk met de gemeenschap. Op deze manier, waarschuwt de brief, "verachten" we "de Zoon van God" en "profaneren" we "de Geest van Gods genade".
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.