Begin van de gebedsweek voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de katholieke kerk. Lees meer
Begin van de gebedsweek voor de eenheid van de christenen. Intentie voor de katholieke kerk.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hebreeën 4,12-16
Want het woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van merg en beenderen. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van het hart. Geen schepsel is voor Hem verborgen, alles ligt open en bloot voor de ogen van Hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.
Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelse sferen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij vasthouden aan onze belijdenis. Want wij hebben een hogepriester die in staat is om mee te voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde. Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te vinden en zo hulp te krijgen op de juiste tijd.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De schrijver van de brief aan de Hebreeën, deze bijzondere prediker, prijst het woord van God, het is "levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van merg en beenderen. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van het hart". Het woord van God begrijpt ons veel beter dan wij onszelf begrijpen. Daarom wordt de gelovige uitgenodigd om erop te vertrouwen als hij de diepten van zijn eigen hart wil kennen. Hij moet ernaar luisteren als hij vrede en verlossing voor zichzelf en voor de wereld wil ervaren. In de Schrift spreekt God zelf. Als wij het woord van God horen en het ons eigen maken, dringt het door tot onze ziel en ontleedt het ons hart, het verdeelt het, omdat het ons het kwade doet zien dat wij doen en het goede dat wij niet nastreven. Maar wie een leerling van het woord wil worden en zijn leven verandert om het in overeenstemming te brengen met Gods gevoelens, vindt barmhartigheid, vergeving, grote vreugde en vriendschap met God en met zijn broers en zussen. Het tweede deel van de tekst is bedoeld om de christelijke lezers die een moeilijke tijd doormaken vanwege sterke tegenstand en vijandschap tegen het evangelie een hart onder de riem te steken. Jezus kent onze moeilijkheden en zwakheden goed, want "Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde". Zijn medelijden met ons vloeit voort uit het feit dat Hij onder ons is komen wonen en in zijn eigen vlees onze zwakheid heeft gekend, die Hij in zijn medelijden in zijn lichaam naar de hemel heeft gedragen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.