GEBED IEDERE DAG

Gebed van het heilig kruis
Woord van god elke dag

Gebed van het heilig kruis

Gedachtenis van de heilige Antonius, abt (+ 356). Hij volgde de Heer na in de Egyptische woestijn en was de vader van vele monniken. Dag van bezinning over de betrekkingen tussen jodendom en christendom. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed van het heilig kruis
Vrijdag 17 januari

Gedachtenis van de heilige Antonius, abt (+ 356). Hij volgde de Heer na in de Egyptische woestijn en was de vader van vele monniken. Dag van bezinning over de betrekkingen tussen jodendom en christendom.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Hebreeën 4,1-5.11

Daarom, zolang de belofte van het binnengaan in zijn rust nog geldt, moeten wij oprecht zorgen dat niemand van u de indruk wekt achter te blijven. Want ook wij hebben het goede nieuws gehoord, net als zij. Maar het woord dat zij hoorden, heeft hun niet gebaat, omdat het niet gepaard ging met geloof bij de hoorders. Want wij gaan die rust binnen, wij die tot het geloof gekomen zijn, zoals Hij gezegd heeft: En Ik heb gezworen in mijn toorn: Nooit zullen zij in mijn rust binnengaan. Weliswaar was Gods werk al klaar vanaf de schepping van de wereld. Want over de zevende dag heeft Hij ergens gezegd: En God rustte op de zevende dag van al zijn werk. Maar hier lezen we: Nooit zullen zij mijn rust binnengaan. Laten we dus ons best doen om die rust binnen te gaan. Laat niemand ten val komen door het slechte voorbeeld van hun ongehoorzaamheid na te volgen.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

De verzoeking van de christenen, waarvoor de schrijver van de Hebreeënbrief wil waarschuwen, is dezelfde als die van de Israëlieten toen zij bij de poorten van Kanaän aankwamen, namelijk achterblijven en het beloofde land niet binnengaan, kortom, zich afkeren van Gods liefde en zich niet in zijn omhelzing laten opnemen. En toch is dit juist het goede nieuws dat de Heer aan de mensheid is komen brengen. In de nieuwe tijd die door Jezus is begonnen is dit alles nog duidelijker: Hij is op aarde gekomen om ons lief te hebben. Niet alleen neemt Hij ons niets af, Hij schenkt ons ook alles. Ook Hij, zouden we kunnen zeggen, blijft niet "achter", Hij gaat zelfs zo ver dat Hij zijn eigen leven voor ons opoffert. Wij zijn het echter die in de verzoeking komen om niet "in zijn rust binnen te gaan". Zo dikwijls zijn wij bang om ons door de Heer te laten omhelzen, om ons door Hem te laten beminnen, en verkiezen wij de droefheid van alleen te blijven. De schrijver noemt "ongehoorzaamheid" die houding die ons onszelf doet verkiezen boven de rust die God ons voorstelt. Het is wijs om toe te geven dat wij bang zijn om ons te laten verkwikken door Gods woord en door zijn barmhartigheid. Daarom komt Jezus naar ons toe en zegt Hij: "Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven" (Mt 11, 28). De kerk, de gemeenschap van broers en zussen, beleeft reeds de dag van "rust", de "zevende dag", de dag waarop God liefdevol over allen heerst. Terecht spoort de auteur de gelovigen aan om met haast binnen te gaan in die tijd en die plaats van rust: "Laten we dus ons best doen om die rust binnen te gaan. Laat niemand ten val komen door het slechte voorbeeld van hun ongehoorzaamheid na te volgen".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.