Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Hebreeën 1,1-6
Nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij tot erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat, door wie Hij ook het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen, en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, even hoog verheven boven de engelen als de naam, die zijn erfdeel is geworden, de hunne overtreft.
Want tegen welke engel heeft Hij ooit gezegd:
Mijn zoon ben jij,
Ik heb je vandaag verwekt?
Of:
Ik zal voor hem een vader zijn,
en hij zal voor Mij een zoon zijn?
Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt, zegt Hij:
Alle engelen van God moeten zich voor Hem neerwerpen.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De brief aan de Hebreeën - gericht aan christenen van de eerste generatie die bijzonder harde tegenstand te verduren hadden - begint met een blik op de heilsgeschiedenis. En de hoofdrolspeler van deze heilsgeschiedenis is God zelf. Hij heeft er immers voor gekozen om met de mensheid in dialoog te treden, sinds de oudheid en op verschillende manieren, vooral door middel van de profeten. De God van de Bijbel blijft niet in de hemel, blijft niet ver van de mensen en blijft niet alleen. Hij heeft voor altijd gekozen voor de dialoog met de mens. De heilige Schrift is het verhaal van deze dialoog, ja, de Schrift is de dialoog die verdergezet wordt met allen die haar openen. Daarom betekent de spiritualiteit van de gelovige luisteren naar het woord dat God tot ons richt. De gelovige is iemand die luistert. Het is geen toeval dat de auteur van de Hebreeënbrief klaagt over de luiheid van de christenen om naar de Schrift te luisteren, want door niet te luisteren worden ze "traag van begrip" (5, 11). Voor Israël stond het luisteren naar God centraal. Zijn geschiedenis begon juist toen God besloot om te spreken tot zijn aartsvaderen: "Nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten [...]". Telkens weer heeft de Heer zijn woord gesproken tot het volk, op blijde en op droevige gelegenheden. En als er harde tijden zijn geweest in de geschiedenis van het uitverkoren volk, dan kwam dat omdat het volk doof werd voor Gods woorden. Wij worden uitgenodigd om het geopenbaarde mysterie te aanvaarden dat God "nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken heeft door de Zoon", zonder tussenpersonen. Het woord, dat aan de oorsprong van de schepping lag, is vlees geworden. En via dit woord kunnen wij in directe dialoog treden met God. Deze directe relatie met God redt ons van de eenzaamheid en de dood. Naar Hem luisteren, Hem gehoorzamen, met Hem spreken en naar zijn wil handelen is het mysterie van onze redding en die van de wereld.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.