Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Vrees niet, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap:
Heden is u een redder geboren in de stad van David.
Alleluia, alleluia, alleluia !
1 Johannes 4,19-5,4
Wij hebben lief, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Maar als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben, die hij nooit heeft gezien. Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.
Geliefden, vertrouw niet elke geest. Onderzoek de geesten, om te zien of ze wel van God komen, want onder hen die tot de wereld zijn uitgegaan zijn veel valse profeten.
Hoe weten wij dat we de kinderen van God liefhebben? Er is maar één bewijs: dat we God liefhebben en ons houden aan zijn geboden. God liefhebben wil zeggen zijn geboden onderhouden, en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden, want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En het wapen waarmee wij de wereld overwinnen, is geen ander dan ons geloof.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De vrijmoedigheid waarmee de apostel zegt dat de liefde in de christenen volmaakt is, onderstreept de originaliteit van de evangelische liefde die niet door mensen is gemaakt, maar die van God is. Een liefde die God op een onverbrekelijke manier met zijn kinderen verbindt. Johannes herhaalt dat ons vermogen om lief te hebben voortkomt uit het feit dat Gods liefde in ons hart is uitgestort. Op alle bladzijden van de Bijbel is de liefde die God in het hart van mensen giet geen abstract en leeg sentiment, geen romantische en psychologische houding, maar integendeel een heel concrete, vleselijke liefde, in de zin dat ze ons aanspoort om het vlees van de armen aan te raken, om hen fysiek te benaderen en om concreet voor hen te zorgen. Maar ook om ons te laten betrekken in het leven van de gemeenschap van gelovigen en om de wereld mee te veranderen. Daarom kan de apostel zeggen dat het onmogelijk is om God lief te hebben als we niet van onze broers en zussen houden, als we niet voor de armen zorgen en als we ons niet inzetten om de wereld broederlijker te maken, "want als iemand zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben, die hij nooit heeft gezien". De liefde voor God is onlosmakelijk verbonden met de liefde voor de broers en zussen. De hele Schrift is doorspekt met deze overtuiging, die bij Jezus haar hoogtepunt bereikt: wij moet niet alleen liefhebben wie ons liefhebben, maar iedereen, zelfs onze vijanden. Dan bereikt de liefde haar volmaaktheid.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.