GEBED IEDERE DAG

Gebed in de kersttijd
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed in de kersttijd
Donderdag 9 januari


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Vrees niet, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap:
Heden is u een redder geboren in de stad van David.

Alleluia, alleluia, alleluia !

1 Johannes 4,11-18

Geliefden, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij met Hem verbonden blijven zoals Hij verbonden is met ons: dat Hij ons heeft laten delen in zijn Geest. En wij, wij hebben gezien en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de redder van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God. Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem. Hoe volmaakt onze liefde nu al is, zal blijken uit onze vrijmoedigheid op de dag van het oordeel, omdat wij in deze wereld leven zoals Jezus. Liefde laat geen ruimte voor vrees. De volmaakte liefde drijft de vrees uit, want vrees duidt op straf, en wie vreest is niet volgroeid in de liefde.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.

Alleluia, alleluia, alleluia !

"Als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben". Evangelische liefde is niet zomaar liefde: ze moet dezelfde eigenschappen hebben, dezelfde aard, dezelfde hartstocht als de liefde die God voor ons heeft. We kunnen ons afvragen hoe het mogelijk is om zo'n liefde te beleven als "nooit iemand God gezien heeft"? Dit is het antwoord van Johannes: "Als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden". In de proloog van zijn evangelie schrijft de apostel: "Niemand heeft God ooit gezien, maar de eniggeboren God, die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft Hem doen kennen" (Joh 1, 18). Het is Jezus die ons het gelaat van de Vader heeft geopenbaard. Als we naar Jezus kijken, kunnen we terecht zeggen: "God is liefde". Alles in Jezus spreekt van een liefde die geen grenzen kent. In deze brief benadrukt de apostel dat we, als we elkaar liefhebben, in God wonen, dat wil zeggen dat we in Hem wonen als in een woning, als in zijn huis. In dit huis zijn we met elkaar verbonden door zijn Geest, die de Vader in ons hart heeft uitgestort. Als we in deze liefde blijven, kunnen we zijn woord bewaren en elkaar liefhebben. En dat is volmaaktheid. We zijn niet volmaakt omdat we geen gebreken hebben, maar omdat we ons laten omarmen door God en zijn liefde die ons bevrijdt van alle angst. In een wereld waarin zoveel angsten leven, zijn christenen getuigen van een God die Vader is, die al zijn kinderen liefheeft, zozeer zelfs dat Hij zijn eerstgeboren Zoon gaf voor de redding van iedereen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.