Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Vrees niet, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap:
Heden is u een redder geboren in de stad van David.
Alleluia, alleluia, alleluia !
1 Johannes 3,11-21
Want dit is de boodschap die u vanaf het begin gehoord hebt: dat wij elkaar moeten liefhebben. Wij mogen niet zijn zoals Kaïn, die een kind van de boze was en zijn broer vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broer goed. Broeders en zusters, wees niet verwonderd als de wereld u haat. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven; wij weten het, omdat wij onze broeders liefhebben. De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood. Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar, en u weet dat een moordenaar het eeuwig leven niet blijvend in zich heeft. Wat liefde is, hebben wij geleerd van Jezus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders. Hoe kan de goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg heeft, en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder? Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met daden die waarachtig zijn. Daardoor komen we aan de weet dat wij uit de waarheid zijn en dat wij voor Hem kunnen staan met een gerust hart, ook als het ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles. Geliefden, wanneer ons hart ons niet veroordeelt, mogen wij vrijmoedig met God omgaan;
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia !
omdat wij onze broeders liefhebben
De apostel Johannes herinnert eraan dat het eerste gebod dat de christenen te horen kregen, luidt: "dat wij elkaar moeten liefhebben". Alleen als de mensen elkaar als zussen en broers liefhebben zullen ze worden gered van het geweld van het kwaad. Maar liefhebben betekent elkaar het leven gunnen, zich inzetten voor het geluk van de andere. Niet zoals Kaïn, die zijn broer vermoordde omdat hij hem zijn geluk niet gunde. Hij was jaloers op de aandacht die God aan zijn broer schonk. De christen haat niet alleen de ander niet, maar hij moet hem "liefhebben". Jezus zei dit in de Bergrede: "Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie 'leeghoofd' zegt tegen zijn broeder, zal uitgeleverd worden aan het Sanhedrin. En wie 'domkop' zegt, zal uitgeleverd worden aan het hellevuur" (Mt 5, 21-22). De liefde van Jezus, dat wil zeggen de liefde die iemand ertoe drijft om zijn leven te geven voor anderen, is het inspirerende beginsel van het hele leven van de leerling. Wie niet op deze manier liefheeft, begeeft zich op de dwaalwegen van de duivel. Er is geen onderhandelingsruimte tussen liefde en haat: ofwel kies je voor de liefde en ben je vrij, ofwel kies je voor de haat en word je er slaaf van. Het is juist deze radicale onverzoenlijkheid die de wereld zich tegen de christenen doet kanten. Dat gebeurde met Jezus en met zijn leerlingen en dat blijft gebeuren telkens wanneer christenen getuigen van het gebod van de liefde. Hun zachtmoedigheid maakt hen nog steeds het doelwit van haat en zelfs van dodelijk geweld. Daarom schrijft Johannes: "wees niet verbaasd als de wereld u haat". Maar wie zijn broers en zussen liefheeft, is reeds in het leven, en de dood heeft geen macht meer over hem. De christenen zijn geroepen om van de liefde te getuigen, niet alleen met woorden, maar ook met daden, dat wil zeggen: met concrete dienstbaarheid aan de zus of broer die in nood is. Dan kunnen we met vertrouwen voor God staan, die groter is dan alle liefde die wij kunnen schenken.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.