Gedachtenis van Laurindo (+ 1989) en Madora (+ 1991), jonge Mozambikanen van de Gemeenschap van Sant'Egidio, die slachtoffer werden van de oorlog; met hen gedenken we alle jongeren die in conflicten of door geweld om het leven kwamen. Lees meer
Gedachtenis van Laurindo (+ 1989) en Madora (+ 1991), jonge Mozambikanen van de Gemeenschap van Sant'Egidio, die slachtoffer werden van de oorlog; met hen gedenken we alle jongeren die in conflicten of door geweld om het leven kwamen.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Vrees niet, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap:
Heden is u een redder geboren in de stad van David.
Alleluia, alleluia, alleluia !
1 Johannes 2,12-17
Ik schrijf u, kinderen, dat uw zonden vergeven zijn ter wille van zijn naam. Ik schrijf u, vaders, dat u Hem kent die er was vanaf het begin. Ik schrijf u, jonge mannen, dat u de boze overwonnen hebt. Kinderen, ik schrijf u dat u de Vader kent. Ik schrijf u, vaders, dat u Hem kent die er was vanaf het begin. Ik schrijf u, jonge mannen, dat u sterk bent. Gods woord woont in u en u hebt de boze overwonnen. Verlies uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, woont de liefde van de Vader niet in hem. Want al wat in de wereld is, de hebzucht, de afgunst en het pronken met bezit, dat alles komt niet van de Vader maar van de wereld. En die wereld gaat voorbij met heel haar begeerlijkheid, maar wie de wil doet van God blijft in eeuwigheid.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, Alleluia, Alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia !
In een plechtige drieledige toespraak richt de apostel Johannes zich tot alle gelovigen. Hij noemt hen "kinderen" omdat ze door hem tot het geloof zijn gekomen, maar ook "vaders" omdat zij zelf nieuwe gelovigen voor de kerk moeten voortbrengen, en ook "jong", dat wil zeggen sterk, omdat zij door het woord van God in hun hart te bewaren de macht van het kwade hebben overwonnen. Dat is een uitnodiging aan alle generaties, en aan iedere gelovige, die altijd "zoon", "vader" en "jong" in het geloof is. De apostel nodigt de gelovigen uit om hun "hart niet te verliezen aan de wereld of aan de dingen van de wereld", omdat zij zich daardoor zouden verwijderen van de liefde van God. Met de wereld wordt in het taalgebruik van Johannes niet eenvoudigweg de schepping bedoeld, maar de aardse werkelijkheid, die onderworpen is aan de "vorst van deze wereld" (Joh 12, 31) en daarom diagonaal tegenover het koninkrijk van God staat. Dat sluit aan bij de tegenstelling die Jezus schetst: "Niemand kan twee heren dienen. Want hij zal de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt God en de geldduivel niet tegelijk dienen" (Mt 6, 24). De gelovige moet oppassen dat hij zich niet laat overweldigen door de macht van het kwade, dat wortel schiet in het hart door de begeerte van het vlees, die degenen die eraan verslaafd zijn tot het kwade aanzet. Johannes geeft een voorbeeld: de begeerte van het vlees manifesteert zich in de "de afgunst en het pronken met bezit". Wie zich door deze instincten laat leiden, verwijdert zich van God en laat zich overweldigen door de vergankelijkheid van de wereld. Maar Johannes en Paulus herinneren ons eraan dat de wereld voorbij gaat: "want de wereld die wij zien, gaat voorbij" (1 Kor 7, 31). Wie daarentegen de wil van God doet, "blijft in eeuwigheid", dat wil zeggen: blijft in de liefde.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.