Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 21,1-4
Hij keek toe hoe de rijken hun gaven in de offerkist wierpen. Ook zag Hij een arme weduwe die er een paar muntjes in deed. Hij zei: ‘Om jullie de waarheid te zeggen, die arme weduwe heeft er meer in gegooid dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij offerde van haar armoede alles wat ze heeft om van te leven.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Jezus is nog in de tempel en heeft net zijn toehoorders gewaarschuwd voor het gedrag van de schriftgeleerden, die zich laten voorstaan op hun gebeden, maar de weduwen onderdrukken. Terwijl Hij aan het woord is, ziet Hij hoe een aantal rijken hun grote offers duidelijk zichtbaar in de offerkist werpen. Ook een arme weduwe komt naar voren en werpt bijna onmerkbaar een paar muntjes in de offerkist van de tempel. Het is een klein gebaar, en het bedrag is totaal irrelevant in vergelijking met wat de rijken gegeven hebben. Maar dat gebaar, zonder betekenis in de ogen van de wereld, wordt in de eeuwigheid erkend door de Heer. De weduwe houdt van God met heel haar ziel, met al haar kracht, met heel haar wezen, en geeft zelfs alles wat ze heeft om van te leven. Het is de liefde die dit gebaar onsterfelijk heeft gemaakt, zoals ze elk woord en elke goede daad voor de zwakken en de armen onsterfelijk maakt. De offergaven die in de offerkist van de tempel werden geworpen werden gebruikt voor het onderhoud van de tempeldienst, voor de priesters en voor de hulp aan de armen. Die arme weduwe voelt zich ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van de tempeldienst en de armen. Dit is belangrijk, om te voorkomen dat we een foute opdeling zouden maken tussen hen die geven en hen die ontvangen. De arme weduwe voelt de verantwoordelijkheid om anderen te helpen die misschien armer zijn dan zijzelf. De arme weduwe voelt dat ook zij de andere armen moet helpen. In elk geval is niemand zo arm dat hij niet een ander kan helpen die armer is dan hijzelf. Elkaar helpen is een uitwisseling tussen hen die meer en hen die minder hebben. De liefde verdeelt ons niet in categorieën, maar verenigt ons in een wederzijdse solidariteit, waarin het niet meer helder is wie helpt en wie geholpen wordt. Jezus, die deze arme weduwe als voorbeeld stelt voor iedereen, zegt dat de armen ons evangeliseren. Zij maken ons, die onszelf sterk achten, bewust van onze zwakheid, onze schamelheid en vooral van wat we in wezen zijn voor God: arme bedelaars om liefde. Gregorius de Grote - en met hem de hele traditie van de kerk - herinnert ons eraan dat de armen die we hebben geholpen onze machtigste voorsprekers bij God zijn.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.