33STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van de armen.
Lees meer
33STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van de armen.
Eerste Lezing
Daniël 12,1-3
In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan
om de kinderen van uw volk te
beschermen.
Want het zal een tijd van nood zijn,
zoals er eerder nog geen is voorgekomen zolang er volken bestaan.
Maar al degenen van uw volk die in het boek staan opgetekend,
zullen in die tijd worden gered.
En velen van hen die slapen in het land van het stof zullen ontwaken,
sommigen om eeuwig te leven, anderen om de vernedering van een eeuwige schande te ondervinden.
Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel
en degenen die de mensen op het rechte pad hebben gebracht
zullen schitteren als de sterren, voor eeuwig en altijd.
Psalmgezang
Psalm 16
Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht.
De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker,
Hij heeft mijn lot in zijn hand.
Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer,
Ik val niet, want Hij staat naast mij.
Daarom ben ik vrolijk en blij van geest,
daarom kan ik rustig gaan slapen.
Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over,
Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf.
Gij zult mij de weg van het leven wijzen
om heel mijn vreugde te vinden bij U,
bestendig geluk aan uw zijde.
Tweede Lezing
Hebreeën 10,11-14.18
Verder verricht iedere priester dagelijks staande de dienst en draagt hij telkens weer dezelfde offers op, die nooit de zonden kunnen wegnemen. Hij daarentegen is voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, na één enkel offer voor de zonden te hebben gebracht, nog slechts wachtend op het ogenblik dat zijn vijanden als een voetbank voor zijn voeten worden gelegd. Want door één offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht. En waar deze vergeven zijn, is geen zoenoffer meer nodig.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Marcus 13,24-32
Maar in die dagen na de verschrikking zal de zon verduisterd worden, en de maan haar licht niet meer laten schijnen, en zullen de sterren van de hemel vallen en de hemelse machten wankelen. En dan zal men de Mensenzoon op wolken zien komen, met veel macht en heerlijkheid. Dan zal Hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het uiteinde van de aarde tot aan het uiteinde van de hemel. Leer van het beeld van de vijgenboom: als zijn twijgen zacht worden en zijn bladeren zich ontvouwen, dan weten jullie dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten: wanneer je deze dingen ziet gebeuren, dan staat het vlak voor de deur. Ik verzeker jullie, deze generatie gaat niet voorbij voordat dit allemaal gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Maar wanneer die dag of dat uur aanbreekt, weet niemand, de engelen in de hemel niet, de Zoon niet, maar alleen de Vader.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
Het evangelie herinnert ons eraan dat de "Mensenzoon" niet komt in de sleur van onze gewoonten, en dat Hij niet past in het gewone gangetje van altijd. De komst van de Mensenzoon brengt een radicale verandering in het leven van de mensen en in de schepping zelf teweeg. Jezus beschrijft deze transformatie met de typische woorden van de apocalyptische traditie, die in die tijd erg gebruikelijk was, en spreekt over kosmische gebeurtenissen die de natuurlijke orde aan het wankelen brengen. Jezus spreekt over de "laatste dagen", maar zegt ook dat deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden in "deze generatie". De "dag van de Heer", aangekondigd door Daniël en andere profeten, overvalt elke generatie, elke dag van de geschiedenis. Jezus zegt: "Het staat vlak voor de deur". Deze uitdrukking wordt vaak gebruikt in de Schrift om de gelovigen op te roepen om klaar te staan om de Heer te ontvangen als Hij komt. "Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij Hem binnenkomen, en we zullen met elkaar aan tafel gaan" (Apk 3, 20). De Heer klopt op de deur, elke dag van ons leven. Vandaag, op de zondag die de kerk aan de armen wijdt, herinneren we ons dat Jezus altijd voor onze deur staat in het lichaam van de hongerige, de vreemdeling, de zieke, de gevangene. Het is de met wonden bedekte Lazarus die vandaag wacht om verwelkomd te worden. Van hoe we hem ontvangen hangt het oordeel van God af. Dat oordeel wil de tijd waarin wij leven nu al veranderen. Paus Franciscus wilde dat de zondag vóór het feest van Christus Koning aan de armen gewijd wordt. Alle kerken worden uitgenodigd om hun deuren voor de armen te openen. Hij doet hetzelfde met de Sint-Pietersbasiliek. Aan het einde van de eucharistie biedt hij hun een maaltijd aan. Door dit feest van de armen begrijpen we beter wat er meermaals in het evangelie gezegd wordt over het rijk waarvan Christus de Koning is. Het volstaat om de eerste van de zaligsprekingen te lezen: "Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen". En verder: het koninkrijk Gods lijkt op een feestmaal dat de Heer heeft voorbereid voor de armen. Dat is het rijk waar Jezus heerst, of beter, dient. Het doet denken aan het kerstmaal dat ieder jaar plaatsvindt in de basiliek van Santa Maria in Trastevere en op zoveel andere plaatsen in de wereld. Het is een gebeurtenis die je niet vergeet. Die je niet mag vergeten. En de les is duidelijk: de link tussen het altaar van de eucharistie en de tafel waaraan de armen worden uitgenodigd. Twee onafscheidelijke altaren, twee onafscheidelijke tafels. Wij zijn getuige van het wonder van een buitengewone vriendschap tussen Jezus' leerlingen en de armen. Het is het beeld van de universele broederlijkheid die geen grenzen kent die het evangelie wil realiseren.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.