Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 18,1-8
Hij vertelde hun een gelijkenis met de strekking dat ze moesten blijven bidden en de moed niet opgeven: ‘In zekere stad was een rechter die God niet vreesde en zich aan geen mens iets gelegen liet liggen. Een weduwe in diezelfde stad kwam telkens bij hem, met het verzoek: “Help mij aan mijn recht tegenover mijn tegenpartij.” Een tijd lang weigerde hij, maar later zei hij bij zichzelf: “Ik ben wel niet godvrezend en laat me aan geen mens iets gelegen liggen, maar omdat ze zo lastig is, zal ik deze weduwe aan haar recht helpen; anders komt ze me uiteindelijk een klap in mijn gezicht geven.” ' De Heer zei: ‘Hoor wat die onrechtvaardige rechter zegt. Zou God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem om hulp roepen en naar wie Hij welwillend luistert? Ik verzeker jullie dat Hij hun spoedig recht zal doen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan werkelijk dit geloof op aarde vinden?'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De eerste keer dat dit evangelie Jezus' onderricht over het gebed weergeeft, is als Hij het Onzevader leert (Lc 11, 1-13). Nu benadrukt Jezus - dit is de tweede keer dat Hij hierover tot de leerlingen spreekt - "de noodzaak om altijd te bidden, zonder vermoeid te raken". Ze moeten niet alleen "altijd" bidden, maar ze moeten dat ook doen "zonder vermoeid te raken". Het gevaar om de moed te verliezen of op te geven als we onze gebeden niet verhoord zien, komt veel voor. Daarom vertelt Hij de gelijkenis van een arme weduwe die een rechter vraagt dat haar recht gedaan wordt. Zij staat symbool voor de onmacht van de zwakken in een maatschappij zoals die van Jezus' tijd. Ze wordt ten langen leste verhoord omdat ze blijft aandringen bij de oneerlijke en hardvochtige rechter. Uiteindelijk wordt haar recht gedaan. Het is een scène die treft door haar realisme. Maar vooral buitengewoon is de toepassing ervan op ons gebed tot de Vader in de hemel. Als die strenge rechter die arme weduwe al verhoort, lijkt Jezus te zeggen: "Zou God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem om hulp roepen en naar wie Hij welwillend luistert?". Het evangelie wil ons overtuigen van de kracht en de macht van het gebed: wanneer het aandringt, zo zou je kunnen zeggen, verplicht het God om in te grijpen. Gebed is het eerste werk waartoe de leerling geroepen is. Het is het eerste werk dat hij moet volbrengen, omdat het door het gebed is dat God ingrijpt in het leven en in de geschiedenis. Zoals elk werk vereist gebed ook continuïteit en volharding. Gebed is geen geïmproviseerd werk, iets waar je af en toe aan kan denken en meestal niet. Door zijn continuïteit verzekert het gebed het ingrijpen van God. De grootste kracht van de christen schuilt in het gebed. Daarom stelt Jezus een ernstige vraag: "Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan werkelijk dit geloof op aarde vinden?". Het is een serieuze vraag, zowel voor individuele leerlingen als voor gemeenschappen. De Mensenzoon blijft op aarde komen, ook vandaag. Hoe zit het met ons gebed? Gelukkig wij als de Heer ons waakzaam zal vinden, dat wil zeggen: volhardend in gebed.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.