Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 17,20-25
Toen Hem door de farizeeën werd gevraagd wanneer het koninkrijk van God zou komen, gaf Hij hun ten antwoord: ‘Het koninkrijk van God komt niet zó dat je het kunt aanwijzen. Je kunt niet zeggen: “Kijk hier is het!” of: “Daar is het!” Ziet u, het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.' Tot zijn leerlingen zei Hij: ‘Er zal een tijd komen dat jullie ernaar zullen hunkeren om de Mensenzoon te zien, ook al is het maar één dag, maar je zult die dag niet beleven. Men zal jullie zeggen: “Kijk, daar!” of: “Kijk, hier!” Ga er niet naar toe en loop er niet achteraan. Want zoals een bliksemstraal opflitst, en de hemel verlicht van de ene kant tot de andere, zo zal de Mensenzoon zijn op zijn dag. Maar eerst moet Hij veel lijden en door deze generatie verworpen worden.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Jezus wijdt het koninkrijk van God in op aarde, maar niet op een indrukwekkende, spectaculaire manier. Niemand kan zeggen: "Kijk hier is het!" of: "Daar is het!", want het is van spirituele, innerlijke aard. Jezus is de "nieuwe tijd" van verlossing. Het koninkrijk van de hemel, en dus het koninkrijk waar liefde en barmhartigheid heersen, begint met de komst van de Zoon van God naar de aarde. Zijn genezende kracht en zijn verkondiging bestrijden het kwaad, dat steeds meer terrein verliest en uiteindelijk verslagen wordt door zijn dood en zijn verrijzenis. Daarom kan Jezus zeggen dat het koninkrijk van God "binnen uw bereik" is , binnen het bereik van hen die naar zijn woord luisteren en het in praktijk brengen. Deel hebben aan het koninkrijk, aan deze droom om de wereld te bevrijden van de macht van de duivel en het kwaad, houdt ook lijden en pijn in, te beginnen met Jezus zelf. Dit is de betekenis van Jezus' woorden: "Het koninkrijk der hemelen lijdt geweld en geweldenaars lopen het onder de voet" (Mt 11, 12). Kortom, er is een voortdurende strijd aan de gang tussen goed en kwaad. Jezus heeft het kwaad radicaal verslagen, maar desondanks heeft het nog steeds een staartje. In die dagen - zegt Jezus rechtstreeks tot de leerlingen en niet meer tot de farizeeën - als de beproeving zwaar zal zijn, zullen de leerlingen "ernaar hunkeren om de Mensenzoon te zien, ook al is het maar één dag", zullen ze troost willen verkrijgen. En die zal er niet zijn. Ze mogen de Meester niet verlaten om de valse afgoden te volgen die op het toneel verschijnen. Ze moeten niet "daar" of "hier" naar de Messias zoeken. Jezus is de enige Heer en Hem alleen moeten zij volgen. Het evangelie is standvastig, het is als de "bliksemstraal" die "opflitst, en de hemel verlicht van de ene kant tot de andere"; de verkondiging ervan verlicht de duisternis van de wereld en openbaart het gelaat van Jezus.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.