Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 17,7-10
Stel, iemand van jullie heeft een slaaf die ploegt of het vee hoedt. Zal hij hem, als hij thuiskomt van het land, zeggen: “Kom meteen aan tafel”? Nee, hij zal hem veeleer zeggen: “Maak het eten voor mij klaar, omgord je en bedien me, en als ik klaar ben met eten en drinken, dan kun jij gaan eten en drinken.” Hij bedankt de slaaf toch niet omdat hij heeft gedaan wat hem werd opgedragen? Zo moeten ook jullie zeggen, als je alles hebt gedaan wat je werd opgedragen: “Wij zijn maar slaven; we hebben gedaan wat we moesten doen.” '
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Heer spreekt tot zijn leerlingen. Het is een intieme dialoog die Jezus wil voeren met elk van hen, ook met ons. Hij kent de zijnen een voor een, Hij heeft hen geroepen om Hem te volgen en Hij leeft met hen samen. Hij weet dat ze zich laten verleiden om vrij spel te laten in hun hart voor hoogmoed en eigendunk, of voor het gevoel dat ze goed zijn en de hoofdrol spelen in hun eigen leven. Daarom spoort Hij hen aan om een voorbeeld te nemen aan slaven. Zij zijn, in tegenstelling tot de meester, niet de eersten in huis, maar net de dienaren. Niemand van ons is meester over zijn eigen leven; alleen de Heer is dat. Het leven is aan ieder van ons gegeven zodat we er niet alleen voor onszelf van kunnen genieten, maar het ook kunnen besteden voor het welzijn van allen. We hebben veel ontvangen als een geschenk, zonder verdienste: gezondheid, welzijn, vrede, intelligentie, liefde, geloof. Van dat alles zijn we geen eigenaars, maar bewaarders en rentmeesters. Jezus presenteert zichzelf ook als iemand die dient, en niet als iemand die gediend moet worden. Op het Laatste Avondmaal maakt Hij dit ondubbelzinnig duidelijk door de gedaante aan te nemen van de slaaf die de voeten van zijn meester wast. De leerling die het voorbeeld van Jezus volgt, is geroepen om te dienen, en zoals paus Franciscus ons er vaak aan herinnert: "Wie niet leeft om te dienen, dient het leven niet". Leven in deze geest van dienstbaarheid bevrijdt ons uit de gevangenis van het egoïsme, van de drang om goederen voor onszelf te vergaren en van de dwangneurose om onze verlangens altijd bevredigd te zien. De leerlingen weten maar al te goed dat ze alles hebben ontvangen en alles aan Hem moeten teruggeven. Dit is de betekenis van slaven zijn. De Heer heeft ons uitgekozen en ons een taak toevertrouwd die we moeten uitvoeren, niet om onszelf te vervullen maar om zijn droom van liefde voor de wereld te dienen, wetend dat we alles van Hem ontvangen en zonder Hem werkelijk "maar slaven" zijn, zonder kracht.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.