GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

14DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van Athenagoras (+ 1972), patriarch van Constantinopel en vader van de oecumenische dialoog.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 7 juli

14DE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van Athenagoras (+ 1972), patriarch van Constantinopel en vader van de oecumenische dialoog.


Eerste Lezing

Ezechiël 2,2-5

Zodra Hij tot mij gesproken had, kwam er een geest over mij, die mij rechtop liet staan en weer hoorde ik Hem spreken. Hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, Ik zend u naar de Israëlieten, dat volk van rebellen dat zich tegen Mij verzet heeft. Zij en hun vaderen hebben tegen Mij gezondigd tot op de dag van vandaag. De zonen hebben een harde blik en een hart van steen; Ik zend u naar hen met de boodschap: “Zo spreekt de Heer god!” En of ze luisteren of niet, want het is een opstandig volk: ze zullen erkennen dat er onder hen een profeet geweest is.

Psalmgezang

Psalm 123 (122)

Ons oog richt zich op de Heer onze God
tot Hij zich om ons bekommert.

Tot U sla ik mijn ogen op,
tot U, die woont in de hemel.
Zoals het oog van de slaaf,
gericht op de hand van zijn meester;

Zoals het oog van de dienstmaagd,
gericht op haar meesteres;
Zo richt zich ons oog op de Heer onze God
tot Hij zich om ons bekommert.

Ontferm U toch, Heer, heb erbarmen met ons,
wij kunnen de hoon niet meer dragen.
Die dronkemans-spot, dat verwaande geschimp,
wij hebben een afschuw ervan!

Tweede Lezing

2 Korintiërs 12,7-10

zeker niet op grond van de buitengewone openbaringen. Mij is een doorn in het vlees gestoken, als een bode van de satan die mij moet afranselen, opdat ik niet verwaand word. Tot driemaal toe heb ik de Heer gesmeekt, dat die van mij zou weggaan. Maar Hij antwoordde mij: ‘Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen.' Dus zal ik het liefst van alles roemen op mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij zal wonen. Ter wille van Christus zal ik daarom graag zwak zijn: in smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 6,1-6

Hij ging daar weg en kwam in zijn vaderstad, en zijn leerlingen volgden Hem. Toen het sabbat was, begon Hij in de synagoge onderricht te geven. Veel toehoorders waren verbaasd en zeiden: ‘Waar heeft Hij dat vandaan, wat voor wijsheid is Hem gegeven, en dan die machtige daden die door zijn handen totstandkomen? Dat is toch de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Juda en Simon? Zijn zusters wonen toch hier bij ons?' En ze namen aanstoot aan Hem. Jezus zei hun: ‘Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn vaderstad, bij zijn familie en in zijn eigen huis.' Hij kon daar helemaal geen machtige daden verrichten, behalve dat Hij enkele zieken de handen oplegde en hen genas. En Hij was verbaasd over hun gebrek aan vertrouwen. Hij trok door de dorpen in de omgeving om onderricht te geven.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

"Waar heeft Hij dat vandaan?" vragen de mensen van Nazaret zich af nadat ze Jezus hebben gehoord. Als ze zich, naast vele andere, de woorden aan Mozes herinnerd hadden: "Uit uw eigen broeders zal de Heer uw God een profeet laten opstaan zoals ik, naar wie u moet luisteren" (Dt 18, 15), zouden ze begrepen hebben dat die woorden van de Heer kwamen. Geloven is de woorden van de verkondiging aanvaarden als gezaghebbende, belangrijke woorden voor het eigen leven. De apostel Paulus herinnert de Romeinen eraan: "Het geloof komt dus voort uit de boodschap" (Rom 10, 17). Maar de mensen van Nazaret willen niet naar Jezus' boodschap luisteren. Ze stoppen bij wat ze al over Hem weten. De evangelist schrijft droevig: "En ze namen aanstoot aan Hem".
Dit schandaal van de Nazareners is het schandaal van de incarnatie. De Heer heeft ervoor gekozen om de mensheid te redden door zijn Zoon: "Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn. Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden" (Fil 2, 6-7). Het is het mysterie dat we aanschouwen vanaf Kerstmis in dat Kind tot Golgotha in de Gekruisigde. En het is ook het schandaal van de kerk - het lichaam van Christus door de geschiedenis heen - die, in al haar zwakheid en kleinheid, door Jezus is gezonden om het evangelie van de liefde te verkondigen tot aan de uiteinden van de aarde, in de vele Nazaretten van deze wereld. God maakt geen gebruik van bijzondere mensen, maar van mannen en vrouwen die zich aan Hem toevertrouwen; en Hij stelt zich niet voor met indrukwekkende tekenen of hooghartige woorden, maar met de eenvoudige verkondiging van het evangelie en de wonderen van naastenliefde. Het evangelie dat verkondigd wordt en de naastenliefde die beleefd wordt, zijn de tekenen van Gods aanwezigheid in de geschiedenis, die de wereld verandert en haar bevrijdt van het kwaad.
We weten heel goed hoe weinig deze evangelische logica geaccepteerd wordt door de gangbare mentaliteit, waar we allemaal kinderen van zijn. Er is altijd een tegenstelling tussen het evangelie van de liefde en de mentaliteit van de wereld. Dat heeft Jezus in Nazaret aan den lijve ondervonden. Daarom merkt Hij teleurgesteld op: "Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn vaderstad, bij zijn familie en in zijn eigen huis".
De evangelist merkt op dat Jezus in Nazaret geen enkel wonder kon verrichten; niet dat Hij dat niet zou willen, "Hij kon het niet". Zijn medeburgers hadden graag gezien dat Jezus wonderen deed die hen zouden verbazen, maar ze begrepen niet dat wonderen niets met magie te maken hebben en dat ze niet verricht worden ten dienste van de roem. Een wonder is het antwoord van God aan degene die zijn hand uitstrekt en om hulp vraagt. In Nazaret kon Jezus maar een paar zieken genezen die buiten stonden en de jonge profeet die voorbijkwam om hulp smeekten. Laten wij ook naast die zieke mensen buiten staan en de jonge profeet die voorbij komt om hulp vragen. Samen met hen zullen we genezen worden.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.