GEBED IEDERE DAG

Gebed van de twaalf apostelen
Woord van god elke dag

Gebed van de twaalf apostelen

Feest van de apostel Tomas. Hij beleed Jezus als zijn Heer en getuigde van Hem, volgens de traditie, tot in India. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed van de twaalf apostelen
Woensdag 3 juli

Feest van de apostel Tomas. Hij beleed Jezus als zijn Heer en getuigde van Hem, volgens de traditie, tot in India.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 20,24-29

Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.' Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.' Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!' Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.' Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!' Jezus zei: ‘Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Vandaag vieren we het feest van de heilige Tomas, ook Didymus (tweeling) genoemd. Het Johannesevangelie spreekt verschillende keren over hem op belangrijke momenten in het leven van Jezus. Als Jezus naar Lazarus wil gaan, die ernstig ziek is, doet Hij dat op gevaar van zijn eigen leven. Tomas zegt in naam van al de apostelen: "Laten wij ook maar gaan, dan kunnen we samen met Hem sterven" (Joh 11, 16). Hij is erg zelfverzekerd, overtuigd van zijn gevoelens, zoals ook duidelijk blijkt op de avond van Pasen. Als de andere apostelen hem vertellen dat ze de verrezen Heer hebben gezien, antwoordt hij met die zin die model is gaan staan voor ongelovigheid: "Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet". We moeten goed beseffen dat onze eigen houding dicht bij die van Tomas ligt. Wij zijn zeker van onszelf, van onze gevoelens en onze overtuiging. Tomas moet de Heer opnieuw ontmoeten, naar Hem luisteren, Hem zien en Hem aanraken. En Jezus keert inderdaad terug bij zijn apostelen. En alsof Hij speciaal voor Tomas is gekomen keert Jezus zich onmiddellijk tot hem en zegt: "Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig". Tomas is geraakt door deze woorden van Jezus en tegenover dit gewonde lichaam roept hij uit: "Mijn Heer! Mijn God!". In zijn antwoord op deze woorden denkt Jezus aan hem en aan allen die na hem zullen komen: "Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen". Het is de laatste zaligspreking in het evangelie. Het is ook de zaligspreking voor ons, die geroepen zijn om te geloven zonder te zien, maar om de wonden van de Heer aan te raken in het lichaam van de armen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.