Ze hadden beloofd terug om te komen, de vrienden van Sant'Egidio, aan de jonge vluchtelingen die zij afgelopen winter op de Balkanroute hadden ontmoet. En nu zijn ze er weer, in Bihać, Bosnië, voor de vijfde humanitaire missie die de Gemeenschappen van Padua, Treviso en Triëst in enkele maanden tijd hebben georganiseerd.
De sneeuw en de koude hadden de omstandigheden voor de migranten al zeer moeilijk gemaakt, maar de situatie is er niet beter op geworden met de verstikkende hitte van deze dagen. Integendeel, in een situatie waarin ze geen kant uitkunnen, wordt de uitputting zichtbaar.
“Bihać kreunt onder een verstikkende hitte, de migranten zoeken wat verkoeling in de fonteinen en riviertjes. Ze staan in groepjes in de parken, meestal jonge Afghanen en Pakistanen met een milde blik die glimlachen en vriendelijk reageren als we hen groeten. Ze zijn echter veroordeeld tot de hongerdood, tussen het vuilnis en de zwerfhonden. De stad heeft geprobeerd om de buitenposten van de zogenaamde jungles te ontruimen. Het beleid is erop gericht om de kampementen te verdrijven naar de bossen buiten de stad”.
Volgens Hamid en Hasheem van de Jesuit Refugee Service is het de bedoeling om de migranten in het grote Lipa-kamp te centraliseren en de verspreiding van bivaks zoveel mogelijk te beperken. Het is verboden om voedsel uit te delen. Alleen kleding, schoenen, slaapzakken en rugzakken zijn toegestaan. Dat is dan ook wat Sant’Egidio nu doet. Gelijkaardige missies tijdens deze zomermaanden worden voorbereid, binnen de grenzen van wat toegestaan is, maar met de bekommernis om zoveel mogelijk hulp te bieden aan deze jonge en extreem arme vluchtelingen, die alles kwijt zijn, behalve de hoop op een beter leven.