De vriendschap met de ouderen, die begon in 1972, is sindsdien voortgezet met trouw aan de mensen en hun problemen.
De vrienschap was de weg die ons hielp door te dringen in de diepte van de wereld van de ouderen. We ontmoetten onze eerste oudere vrienden in Rome in de buitenwijken Primavalle en Garbatella, en meteen daarna in Trastevere, in het historisch centrum, toen de oude poorten van het klooster van Sant'Egidio zich heropenden voor het avondgebed van de Gemeenschap. Het waren juist de ouderen die zich als eersten voegden bij het gebed van de Gemeenschap.
In Trastevere en in de wijken in de periferie waren de ouderen die we ontmoetten vaak eenzaam en in de steek gelaten. In de jaren zeventig en tachtig hadden de ouderen vaak een geschiedenis van lijden achter zich. Uit hun verhalen kwam een Rome naar voren dat ziek was van armoede en eenzaamheid. Het waren verhalen van uitzetting uit het historisch centrum, van opsluiting in de buitenwijken van de periferie tijdens het fascisme. Voor deze ouderen was de oorlog de centrale herinnering, als de tragedie van hun eigen leven. En vervolgens het harde leven na de oorlog, de illusies van de jeugd, de verhalen van liefde, de verhalen van eenzaamheid, het weduwschap. Verhalen van een generatie mensen die hebben geleefd om in hun basisbehoeften te voorzien, die hebben geprobeerd te emigreren om werk te vinden, die tientallen jaren hebben gewacht op een huis terwijl ze woonden in barakken, die niet voor zichzelf konden zorgen zoals dat had gemoeten vanwege het gebrek aan middelen, die het consumisme niet hebbben gekend. Maar dit zijn niet alleen de verhalen van ouderen in Rome, maar van velen in elk deel van de wereld die de twintigste eeuw hebben meegemaakt.
Bij deze ouderen, vaak met een ziek lichaam, getekend door ontberingen en vermoeidheid, groeide een groot verlangen om te leven. En tegelijk was er een terugkerende vraag: voor wie en waarvoor leven? Dat is het drama van de oudere die zich "oud" en achterhaald voelt, die aan de kant gezet wordt, vaak niet gerespecteerd en genegeerd, ook door diegenen die het meest nabij zijn.
Vele jaren van solidariteit met de ouderen stellen ons nu in staat om op veel vragen te antwoorden. "Voor wie besta ik? Voor wie tel ik mee?" Het helpen van ouderen in moeilijke momenten van hun leven heeft hen een zin en een reden teruggegeven om te leven, om te beginnen vanuit de overtuiging dat het leven altijd van waarde is. Het is een verhaal van nabijheid die onze mentaliteit veranderd heeft en die van de omgeving van de ouderen.
We waren allemaal jong, studenten en scholieren, zonder een "geriatrische" cultuur. Ook beseften we niet dat er in onze samenleving diepgaande veranderingen gaande waren, die in de loop van enkele decennia een "demografische revolutie" genoemd kon worden. We waren begaan met de ouderen, omdat juist zij zo leken te lijden aan eenzaamheid en vroegen om nabijheid en steun. Er ontstond direct een sympathie, een gevoel voor hun problemen. Filomena, Venere, Paolina, Nello en vele anderen: het zijn mensen met wie we een belangrijk deel van onze geschiedenis als christelijke gemeenschap hebben geschreven. Met hen is een echte "alliantie" gegroeid tussen de Gemeenschap en de ouderen.
We ontdekten, ondanks de grote verschillen in smaak, cultuur en taal, de mogelijkheid van de vriendschap tussen de generaties, tussen een jonge en een oude vrouw. We konden hen het meest waardevolle aanbieden dat we hadden: de broederlijkheid. Als vrienden konden we hen helpen, begrijpen, naar hen luisteren en hen ondersteunen.