Zijne Heiligheid Bartolomeüs I ging voor in het gebed in de basiliek van Santa Maria in Trastevere, het hart van de Gemeenschap van Sant’Egidio. De lange vriendschap met Bartolomeüs I bleek uit de groet, voorafgaand aan het gebed, van Andrea Riccardi die de oecumenisch patriarch als welkom en teken van vriendschappelijke broederschap een cadeau gaf: een mozaïek van het Gelaat van Christus, een antieke icoon die de Gemeenschap vereert in de kerk van Sant'Egidio.
Overweging van Zijne Heiligheid Bartolomeüs I, aartsbisschop van Constantinopel (het Nieuwe Rome) en oecumenisch patriarch tijdens het plechtige avondgebed van de Gemeenschap van Sant’Egidio
Rome, Basiliek van Santa Maria in Trastevere, 19 oktober 2020
***
“Ik noem jullie geen slaven meer, vrienden noem Ik jullie” (Johannes 15, 9-17)
Goedenavond, allemaal. Allereerst wil ik professor Riccardi danken, zeer dierbare vriend en collega, voor zijn woorden vol van vriendschap en broederschap, en voor zijn kostbare cadeau: de icoon van Jezus Christus.
“Ik noem jullie geen slaven meer, vrienden noem Ik jullie” (Johannes 15, 9-17). Door Gods genade zijn we nogmaals van het Nieuwe naar het Oude Rome gekomen om deel te nemen aan een internationale ontmoeting, georganiseerd door jullie zeer geliefde Gemeenschap van Sant’Egidio om te mediteren over Broederschap en Vrede, in een wereld die steeds meer gemarteld wordt door vele fenomenen, niet in het minst die van Covid-19. En hoe zouden we dit bezoek aan Rome beter kunnen beginnen dan door samen te komen in gebed, en lof en eer te brengen aan onze gemeenschappelijke Vader in de hemel, samen met onze broeders en zusters die we als “vrienden” beschouwen in de meest diepe en evangelische betekenis.
De gevoelens die uit deze passage van het evangelie volgens Johannes spreken, leiden ons hart naar jullie Gemeenschap, al zo lang - een halve eeuw - geliefd. Ze verwoorden ook jullie houding die tot grote successen leidt en die wij volgen en bewonderen. Het uiteindelijke doel daarvan is de lof Gods en de aandacht voor de minsten en de echte vrucht daarvan is duurzame liefde, liefde die blijft.
Blijven in wederzijdse liefde laat niet de liefde buiten beschouwing die de Vader ons geeft en die wordt geconcretiseerd in wat wij als broers en zussen onderling en voor elkaar doen. Die liefde van de Vader eindigt op haar beurt niet in een zuiver filantropische houding, maar keert vervuld terug als daad van eer aan de Vader zelf.
Eer aan God, juist omdat Hij liefde is, een liefde die zo oneindig volledig is, nooit doel in zichzelf, nooit zelfvoldaan, maar met de belofte van de eeuwigheid in zich, een geschenk dat het heil van de ander zoekt. Christenen mogen niet op een sentimentele manier over de liefde spreken, maar zij moeten zich vol berouw met diepe vreugde in de liefde verheugen. De kerkvaders beweerden dat het woord ‘liefde’ in het spreken matig en weloverwogen moet zijn om niet af te glijden naar oppervlakkigheid of - nog erger - vloek.
In de wereld van vandaag die vergeven is van de vele betekenissen van het woord liefde, wordt je leven geven voor de liefde op z’n minst als bizar beschouwd. Dit geldt des te meer als we de woorden van Christus bedenken: ‘Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.’ Over welke liefde spreekt Hij, en wie zijn deze vrienden? Het is de liefde van de Vader die in essentie Liefde is die neerdaalt op de Zoon en uitgestrooid wordt in de genade en de barmhartigheid, die liefde voor de ander wordt en die zich laat liefhebben door subject van liefde te worden. Het is de liefde in de eenheid van de heilige Geest, beleefd tot het einde, tot het uiterste. Het is de gegeven liefde die van Hem neerdaalt, maar waarvan Hij wil dat wij die aan onze broers en zussen geven.
Als wij dit grote gebod van de liefde gehoorzamen, gehoorzamen wij aan het gebod van de Heer. Maar liefhebben zoals Christus betekent zichzelf volledig geven, zonder maat en zonder in ruil iets terug te verwachten. Dit geschenk mag ook nooit de vergeving buiten beschouwing laten die wij zonder enige voorwaarde moeten weten te geven. Wij moeten volharden in het vervullen van dit grote gebod, want alleen op deze manier zijn wij zijn vrienden. Zijn en onze vrienden zijn zij die zijn wil doen, die dit levensideaal in hun leven vlees laten worden. Wij hebben lief, omdat God ons heeft liefgehad. Wij vergeven, omdat God ons heeft vergeven. Hij heeft ons tot zijn vrienden gemaakt omdat Hij een God is van het delen: ‘Vrienden noem Ik jullie, omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb.’
Geliefde broers en zussen, vanavond proeven wij samen van deze vriendschap en liefde die Hij ons in overvloed heeft gegeven, Hij die omwille van deze liefde ’de bespugingen, slagen, klappen, bespottingen, purperen mantel, rietstengel, spons, azijn, spijkers, lans, en bovenal het kruis en de dood’ heeft ondergaan (uit de Metten van Goede Vrijdag van de orthodoxe liturgie). Daarom zijn wij niet zelf het criterium om onze liefde voor elkaar te begrijpen, noch onze goede aanleg of onze goede werken, maar alleen Christus, in wie ons bestaan zijn voltooiing vindt. Om zijn liefde te verstaan moeten wij eerst ook zijn leerlingen zijn, ons door Hem laten liefhebben en alleen daarna kunnen wij de ander liefhebben, tot en met onze vijand. ‘Heb lief en doe wat je wilt’, zegt de heilige Augustinus, want alleen Christus is de wortel van de liefde.
Wij zijn zijn leerlingen, niet door onze verdienste of onze goede aanleg, maar omdat Hij ons heeft uitgekozen, dragers van het goddelijke vertrouwen, omdat wij de vrucht kunnen dragen die God verwacht: de wederzijdse liefde, de liefde voor iedereen die Hij ons heeft gegeven opdat wij er zorg voor dragen en zij vrucht draagt in overvloed. Wanneer ik jullie aankijk, wanneer ik de ogen zie die in deze Gemeenschap stralen, kunnen wij de overvloedige vrucht zien die God verwacht en ons erover verheugen, omdat we de liefde van Christus waarnemen, omdat we de vriendschap beleven om allemaal zijn leerlingen te zijn, omdat we allemaal de weg gaan naar onze gedaanteverandering in Hem.
Ook de ontmoeting van vanavond, alles wat wij in deze dagen gaan beleven, zijn goede vruchten die we samen mogen verzamelen om tegenover de wereld te getuigen dat wij het gebod van de Heer kunnen, ja moeten gehoorzamen, om naar de wereld een concreet, tastbaar gevoel van broederschap uit te stralen. Daarmee kunnen we elke broer of zus ontvangen en tegelijkertijd al onze acties werkzaam laten zijn, in staat tot nieuwe gebaren van een vooruitziende blik en van hoop voor de geschiedenis van de mensheid. Onze diepe eenheid, de eenheid van de leerlingen met de Zoon heeft als direct gevolg de eenheid met de Vader en de mogelijkheid om van de Vader alles te verkrijgen wat wij nodig hebben. ‘De pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader namens de Zoon zendt, leert ons alles en brengt ons alles in herinnering wat Hij ons heeft gezegd.’ (vgl. Johannes 14, 26)
Van de Grote en heilige Kerk van Christus, van de oecumenische patriarch, van de stad Constantinopel komen we aan bij de Eeuwige Stad, om niet slechts een boodschap van vreedzame coëxistentie tussen de volkeren te brengen, maar een rijkere boodschap: ‘Dit draag Ik jullie op: heb elkaar lief.’ Een verplichting van deelname en partnerschap aan elkaars vreugdes en moeilijkheden. Er bestaan veel geschiedenissen, mensen, geloven en culturen. Zij zijn de rijkdom van Gods kinderen, maar er is maar één volk, het volk van mensen, schepping van God en beeld van God aan wie wij allemaal toebehoren, want ‘uit één mens heeft Hij de hele mensheid gemaakt, die Hij over de hele aarde heeft verspreid’ (Handelingen 17, 26).
We danken jullie voor de ontvangst.