Voor wie op straat leeft verhardt het leven in Hongarije zich dag na dag. Behalve de barre temperatuur van de winter, is sinds juni 2018 ook een amendement van artikel 22 van de grondwet in werking getreden, waarin het verboden wordt om op straat te slapen of op andere ongeschikte plaatsen in de stadscentra. Het nieuwe decreet geeft de politie de macht om iedereen die op straat slaapt te verwijderen en al hun bezittingen in beslag te nemen. "Allen die weigeren om te slapen in de aangewezen structuren voor daklozen" worden niet alleen de stad uitgezet, maar ook bestraft met boetes. Die straf kan oplopen tot gevangenschap voor wie drie keer gezien is terwijl hij op straat sliep.
Al is er ook ruimte voor tolerantie, hierdoor is een sfeer van angst ontstaan onder de daklozen, die de herhaalde controles vrezen, vooral in de tunnels van de stad, zo vertellen vrijwilligers van de Gemeenschap van Sant'Egidio in Budapest. Daarom hebben veel daklozen zich verplaatst naar de periferie, of slapen ze in aangrenzende bossen en gaan ze alleen overdag naar het centrum.
Dat is ook het geval voor Zsolt, een man van nog geen dertig, vriendelijk, attent voor iedereen. Sinds hij een jaar of tien was, leeft hij op straat, altijd op zoek naar werk en hopend op een beter leven. Nu moest hij de tunnel verlaten en brengt hij de nachten door op de heuvel Gellért of onder een brug buiten de stad, waar het nog kouder is. Hij draagt altijd zijn rugzak bij zich, uit angst dat hij de weinige bezittingen die hij heeft zal verliezen. Zsolt is een dierbare vriend van de Gemeenschap, die altijd deelneemt aan het gebed en aan de gezamenlijke maaltijden. Tijdens de liturgie ter herinnering aan Modesta, waarin degenen herdacht worden die op straat gestorven zijn, werd ook de naam van zijn vader genoemd (ze leefden samen op straat), die christen geworden was vanwege het geloof van zijn zoon.