GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de kerk
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de kerk
Donderdag 3 oktober


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Lucas 10,1-12

Hierna wees de Heer nog tweeënzeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog komen zou. Hij zei tegen hen: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom de eigenaar van de oogst om arbeiders in te zetten voor zijn oogst. Ga nu, maar weet wel, Ik stuur jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen beurs mee, geen reistas en geen schoenen, en groet onderweg niemand. Als je bij iemand in huis komt, zeg dan eerst: “Vrede aan dit huis.” Woont daar een vredelievend mens, dan zal jullie vrede op hem rusten; zo niet, dan zal die naar jullie terugkeren. Blijf in dat huis en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Trek niet van het ene huis naar het andere. Als je in een stad komt waar men je ontvangt, eet dan wat men je voorzet. Genees er de zieken en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God is nu dichtbij u gekomen.” Maar als je in een stad komt waar men je niet ontvangt, ga daar de straat op en zeg: “Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten zit, mag u houden – wij vegen het af. Maar weet wel, het koninkrijk van God is dichtbij.” Ik zeg jullie: voor Sodom zal het op die dag draaglijker zijn dan voor zo'n stad.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Lucas vertelt ons hier over de tweede grote zendingstoespraak van Jezus. De eerste was gericht tot de twaalf (Lc 9, 1-6), waarin heel Israël vervat was. Nu richt Jezus zich tot de tweeënzeventig (cf. Gn 10), wat verwijst naar alle volkeren op aarde. Lucas plaatst dit moment aan het begin van Jezus' opgang naar Jeruzalem. De universaliteit van de prediking is niet iets wat nadien werd toegevoegd aan het evangelie, maar maakt integraal deel uit van de zending die Jezus vanaf het begin toevertrouwt aan zijn leerlingen. Het is Jezus zelf die opmerkt dat "de oogst groot is", maar dat "er maar weinig arbeiders" zijn. Jezus zegt tegen hen: "Ik stuur jullie als lammeren onder de wolven". De leerlingen moeten zich bewust zijn van de gevaren waarmee ze geconfronteerd worden. Blindheid voor de gevaren voor de kudde is een teken van ongevoeligheid en een gebrek aan intelligentie van de herder. Dat moeten de leerlingen weten als hun een zending wordt toevertrouwd. Jezus wil niet dat zij op hun gewone plaats blijven of doorgaan met hun gewoonten, ook niet die van godsdienstige aard. De kerk, de christelijke gemeenschap - en dus ook elke individuele leerling - is van nature missionair, dat wil zeggen door de Heer gezonden om het evangelie overal ter wereld uit te dragen, om het hart van de mensen voor te bereiden om Jezus als de redder van hun leven te verwelkomen. De ontmoeting met Jezus is het geschenk van vrede dat de leerlingen aan elk huis moeten brengen. De liefde van de Heer is sterk en overwint de "wolven" van deze wereld, zoals Franciscus van Assisi ondervond met de wolf van Gubbio. De kracht van Jezus' leerlingen ligt niet in hun uitrusting: ze hoeven niets bij zich te hebben behalve het evangelie en de liefde van de Heer. Met deze bagage, die zowel zwak als sterk is, kunnen ze de wegen van de wereld bewandelen en getuigen van Hem die hen gezonden heeft.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.