GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

26STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël. De Ethiopische kerk, een van de eerste kerken in Afrika, vereert de heilige Michaël als haar beschermengel.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 29 september

26STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Feest van de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël. De Ethiopische kerk, een van de eerste kerken in Afrika, vereert de heilige Michaël als haar beschermengel.


Eerste Lezing

Numeri 11,25-29

Toen daalde de Heer neer in een wolk, sprak tot hen en legde een deel van de geest die op Mozes rustte, op die zeventig oudsten. En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij, maar later hebben zij dat niet meer gedaan. En twee van de mannen waren in het kamp gebleven. De een heette Eldad, de ander Medad. Ook op hen rustte de geest, zij stonden op de lijst al waren zij niet naar de tent gegaan, en zij profeteerden in het kamp. Een jongen ging het ijlings aan Mozes vertellen en zei: ‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp!' Jozua, de zoon van Nun, die al als jongeman in Mozes' dienst gekomen was, zei daarop tegen Mozes: ‘Mijn heer, dat moet u hun verbieden.' Mozes zei hem: ‘Waarom kom je voor mij op? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde.'

Psalmgezang

Psalm 19 (18)

Rechtmatig zijn al zijn bevelen.

De wet van de Heer is volkomen,
zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
onwetenden maken zij wijs.

Het woord van de Heer is eerlijk,
het blijft in eeuwigheid waar.
Zijn uitspraken zijn waarachtig,
rechtvaardig in iedere zaak.

Uw dienaar neemt ze ter harte,
hij wordt er rijk voor beloond.
Maar wie beseft al zijn feilen?
Vergeef mij ook wat ik niet weet.

Bescherm uw knecht tegen hoogmoed,
geef die geen macht over mij.
Dan zal ik rechtschapen en rein zijn,
door geen gemeenheid bevlekt.

Tweede Lezing

Jakobus 5,1-6

En nu u die rijk bent: huil en jammer om de rampen die over u komen. Uw rijkdom is verrot, uw mooie kleren zijn door motten verteerd, uw goud en zilver is verroest. Die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. Schatten hebt u verzameld, terwijl het de laatste dagen zijn. Hoor, het loon dat u hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid, roept luid, en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen tot de oren van de Heer der heerscharen. U hebt op aarde gezwelgd en gebrast, u hebt uzelf vetgemest voor de dag van de slachting. U hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 9,38-43.45.47-48

Johannes zei tegen Hem: ‘Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.' Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons. Want als iemand je een beker water geeft omdat jullie van Christus zijn, Ik verzeker jullie, zijn loon zal hem niet ontgaan. Wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden. Als je hand je ten val brengt, hak haar dan af; je kunt beter verminkt het leven ingaan dan met twee handen in de hel verdwijnen, in het onblusbaar vuur. Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af; je kunt beter kreupel het leven ingaan dan met twee voeten in de hel gegooid worden. Als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit; je kunt beter met één oog het koninkrijk van God ingaan dan met twee ogen in de hel gegooid worden, waar hun worm niet van ophouden weet en het vuur niet dooft.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

"Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde": vandaag maken we deze verzuchting van Mozes ook tot de onze. Wie is een profeet? Het is iemand die niet in eigen naam spreekt, maar zich laat leiden door het woord en de Geest van God. De profeet beperkt zich niet tot de smalle horizon van zijn eigen tijd, hij legt zich niet neer bij de egoïstische en materiële mentaliteit van mensen, hij kijkt naar mensen als naar één volk, met de hoop van iemand die niet alleen aan zichzelf denkt, maar van iemand die naar het leven en de wereld kijkt met de ogen van God. Er is in deze verdeelde en verscheurde wereld nood aan profeten die zoeken naar wat verenigt en opzij zetten wat verdeelt. Jezus leert ons om met andere ogen te kijken naar de wereld om ons heen, om een open blik te hebben die vrij is van vooroordelen omdat Hij vol is van liefde voor ieder mens. Als de leerlingen merken dat er iemand is die demonen uitdrijft in de naam van Jezus, maar die niet tot hun kring behoort, willen ze hem tegenhouden. Jezus zegt iets anders: "Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is voor ons". Het goede werkt aanstekelijk en is de enige ware kracht die het kwade overwint. En de strijd tegen het kwaad is belangrijk, het vereist dat we bondgenoten vinden en ons niet afzonderen. Wie de naam van Jezus gebruikt, wordt een profeet, hij verricht geen tekenen voor zichzelf maar geeft aan dat het goede alleen van de Heer komt. We moeten altijd onthouden dat alles wat we doen altijd en alleen in zijn naam gebeurt en niet in de onze. We moeten zorg, wijsheid en intelligentie aanwenden, wetend dat we de naam van Jezus dragen, om christen te zijn. Jezus gebruikt harde woorden tegen hen die "één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt". De kleinen vertrouwen op Hem omdat ze niemand anders in de wereld hebben die hen niet afwijst. Jezus stelt de leerlingen voor dat ze bij zichzelf beginnen. De liefde voor de anderen verlangt altijd van ons om iets weg te snijden, om aan iets te weerstaan. Uiteraard gaat het er niet om om onszelf te verminken, maar wel om ons hart en onze houding te veranderen.
Wij hebben over het algemeen ogen die alleen op onszelf gericht zijn, handen die alleen met onze eigen dingen bezig zijn en voeten die alleen voor ons eigen belang lopen. Als we ten minste één oog van onszelf afwenden, zullen we gelukkiger zijn. Laten we minstens één hand gebruiken om wie lijdt te helpen en dan zullen we dezelfde vreugde als Jezus proeven. Laten we met onze voeten de weg van het evangelie inslaan en dan zullen we getuigen zijn van Gods liefde. Zo zullen we begrijpen wat Jezus zegt: "Want wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Wie zijn leven verliest vanwege Mij, zal het vinden".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.